3 En de HEERE zeide tot hem: Ik heb uw gebed en uw smeking gehoord, die gij voor Mijn aangezicht smekende gedaan hebt; Ik heb dat huis geheiligd, hetwelk gij gebouwd hebt, opdat Ik Mijn Naam aldaar tot in eeuwigheid zette; en Mijn ogen en Mijn hart zullen daar zijn te allen dage.
3 The Lord said to him, “I have heard your prayer and your supplication, which you have made before Me; I have consecrated this house which you have built by putting My name there forever, and My eyes and My heart will be there perpetually.
4 En zo gij voor Mijn aangezicht wandelen zult, gelijk als uw vader David gewandeld heeft, met volkomenheid des harten, en met oprechtheid, om te doen naar al wat Ik u geboden heb, en Mijn inzettingen en Mijn rechten houden zult;
4 As for you, if you will walk before Me as your father David walked, in integrity of heart and uprightness, doing according to all that I have commanded you and will keep My statutes and My ordinances,
5 Zo zal Ik den troon uws koninkrijks over Israel bevestigen in eeuwigheid; gelijk als Ik gesproken heb over uw vader David, zeggende: Geen man zal u afgesneden worden van den troon van Israel.
5 then I will establish the throne of your kingdom over Israel forever, just as I promised to your father David, saying, ‘You shall not lack a man on the throne of Israel.’
6 Maar zo gijlieden u te enen male afkeren zult, gij en uw kinderen, van Mij na te volgen, en niet houden zult Mijn geboden en Mijn inzettingen, die Ik voor uw aangezicht gegeven heb; maar heengaan, en andere goden dienen, en u voor dezelve nederbuigen zult;
6 “But if you or your sons indeed turn away from following Me, and do not keep My commandments and My statutes which I have set before you, and go and serve other gods and worship them,
7 Zo zal Ik Israel uitroeien van het land, dat Ik hun gegeven heb, en dit huis, hetwelk Ik Mijn Naam geheiligd heb, zal Ik van Mijn aangezicht wegwerpen; en Israel zal tot een spreekwoord en spotrede zijn onder alle volken.
7 then I will cut off Israel from the land which I have given them, and the house which I have consecrated for My name, I will cast out of My sight. So Israel will become a proverb and a byword among all peoples.
8 En aangaande dit huis, dat verheven zal geweest zijn, al wie voor hetzelve zal voorbijgaan, zal zich ontzetten en fluiten; men zal zeggen: Waarom heeft de HEERE alzo gedaan aan dit land en aan dit huis?
8 And this house will become a heap of ruins; everyone who passes by will be astonished and hiss and say, ‘Why has the Lord done thus to this land and to this house?’
9 En men zal zeggen: Omdat zij den HEERE, hun God, verlaten hebben, Die hun vaderen uit Egypteland uitgevoerd had, en hebben zich aan andere goden gehouden, en zich voor dezelve nedergebogen, en hen gediend; daarom heeft de HEERE al dit kwaad over hen gebracht.
9 And they will say, ‘Because they forsook the Lord their God, who brought their fathers out of the land of Egypt, and adopted other gods and worshiped them and served them, therefore the Lord has brought all this adversity on them.’”
11 (Waartoe Hiram, de koning van Tyrus, Salomo van cederbomen, en van dennenbomen, en van goud, naar al zijn lust opgebracht had), dat alstoen de koning Salomo aan Hiram twintig steden gaf in het land van Galilea.
11 (Hiram king of Tyre had supplied Solomon with cedar and cypress timber and gold according to all his desire), then King Solomon gave Hiram twenty cities in the land of Galilee.
15 Dit is nu de oorzaak van het uitschot, dat de koning Salomo deed opkomen, om het huis des HEEREN te bouwen, en zijn huis, en Millo, en den muur van Jeruzalem, mitsgaders Hazor, en Megiddo, en Gezer.
15 Now this is the account of the forced labor which King Solomon levied to build the house of the Lord, his own house, the Millo, the wall of Jerusalem, Hazor, Megiddo, and Gezer.
16 Want Farao, de koning van Egypte, was opgekomen, en had Gezer ingenomen, en haar met vuur verbrand, en de Kanaanieten, die in de stad woonden, gedood, en had haar aan zijn dochter, de huisvrouw van Salomo, tot een geschenk gegeven.
16 For Pharaoh king of Egypt had gone up and captured Gezer and burned it with fire, and killed the Canaanites who lived in the city, and had given it as a dowry to his daughter, Solomon’s wife.
19 En al de schatsteden, die Salomo had, en de wagensteden, en de steden der ruiteren, en wat de begeerte van Salomo begeerde te bouwen, in Jeruzalem, en op den Libanon, en in het ganse land zijner heerschappij.
19 and all the storage cities which Solomon had, even the cities for his chariots and the cities for his horsemen, and all that it pleased Solomon to build in Jerusalem, in Lebanon, and in all the land under his rule.
20 Aangaande al het volk, dat overgebleven was van de Amorieten, Hethieten, Ferezieten, Hevieten, en Jebusieten, die niet waren van de kinderen Israels;
20 As for all the people who were left of the Amorites, the Hittites, the Perizzites, the Hivites and the Jebusites, who were not of the sons of Israel,
21 Hun kinderen, die na hen in het land overgebleven waren, die de kinderen Israels niet hadden kunnen verbannen, die heeft Salomo gebracht op slaafsen uitschot tot op dezen dag.
21 their descendants who were left after them in the land whom the sons of Israel were unable to destroy utterly, from them Solomon levied forced laborers, even to this day.
22 Doch van de kinderen Israels maakte Salomo geen slaaf; maar zij waren krijgslieden, en zijn knechten, en zijn vorsten, en zijn hoofdlieden, en de oversten zijner wagenen, en zijner ruiteren.
22 But Solomon did not make slaves of the sons of Israel; for they were men of war, his servants, his princes, his captains, his chariot commanders, and his horsemen.
25 En Salomo offerde driemaal des jaars brandofferen en dankofferen, op het altaar, dat hij den HEERE gebouwd had, en rookte op dat, hetwelk voor het aangezicht des HEEREN was, als hij het huis volmaakt had.
25 Now three times in a year Solomon offered burnt offerings and peace offerings on the altar which he built to the Lord, burning incense with them on the altar which was before the Lord. So he finished the house.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org