Parallel Verses

Dutch Staten Vertaling

Die wijke af van het kwade, en doe het goede; die zoeke vrede en jage denzelven na.

New American Standard Bible

"HE MUST TURN AWAY FROM EVIL AND DO GOOD; HE MUST SEEK PEACE AND PURSUE IT.

Kruisreferenties

Psalmen 34:14

Samech. Wijk af van het kwaad, en doe het goede; zoek den vrede, en jaag dien na.

Mattheüs 5:9

Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden.

Romeinen 7:21

Zo vind ik dan deze wet in mij: als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt.

Romeinen 12:18

Indien het mogelijk is, zoveel in u is, houdt vrede met alle mensen.

Hebreeën 12:14

Jaagt den vrede na met allen, en de heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal;

Job 1:1

Er was een man in het land Uz, zijn naam was Job; en dezelve man was oprecht, en vroom, en godvrezende, en wijkende van het kwaad.

Job 2:3

En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij ook acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man, oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad; en hij houdt nog vast aan zijn oprechtigheid, hoewel gij Mij tegen hem opgehitst hebt, om hem te verslinden zonder oorzaak.

Job 28:28

Maar tot den mens heeft Hij gezegd: Zie, de vreze des HEEREN is de wijsheid, en van het kwade te wijken is het verstand.

Psalmen 37:27

Samech. Wijk af van het kwade, en doe het goede, en woon in eeuwigheid.

Psalmen 120:6-7

Mijn ziel heeft lang gewoond bij degenen, die den vrede haten.

Psalmen 125:4

HEERE! doe den goeden wel, en dengenen, die oprecht zijn in hun harten.

Spreuken 3:7

Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE, en wijk van het kwade.

Spreuken 16:6

Door goedertierenheid en trouw wordt de misdaad verzoend; en door de vreze des HEEREN wijkt men af van het kwade.

Spreuken 16:17

De baan der oprechten is van het kwaad af te wijken; hij behoedt zijn ziel, die zijn weg bewaart.

Jesaja 1:16-17

Wast u, reinigt u, doet de boosheid uwer handelingen van voor Mijn ogen weg, laat af van kwaad te doen.

Mattheüs 5:45

Opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders, Die in de hemelen is; want Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en goeden, en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.

Mattheüs 6:13

En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze. Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid, amen.

Markus 14:7

Want de armen hebt gij altijd met u, en wanneer gij wilt, kunt gij hun weldoen; maar Mij hebt gij niet altijd.

Lukas 1:79

Om te verschijnen dengenen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods; om onze voeten te richten op den weg des vredes.

Lukas 6:9

Zo zeide dan Jezus tot hen: Ik zal u vragen: Wat is geoorloofd op de sabbatten, goed te doen, of kwaad te doen, een mens te behouden, of te verderven?

Lukas 6:35

Maar hebt uw vijanden lief, en doet goed, en leent, zonder iets weder te hopen; en uw loon zal groot zijn, en gij zult kinderen des Allerhoogsten zijn; want Hij is goedertieren over de ondankbaren en bozen.

Johannes 17:15

Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart van den boze.

Romeinen 5:1

Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onzen Heere Jezus Christus;

Romeinen 7:19

Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.

Romeinen 8:6

Want het bedenken des vleses is de dood; maar het bedenken des Geestes is het leven en vrede;

Romeinen 14:17

Want het Koninkrijk Gods is niet spijs en drank, maar rechtvaardigheid, en vrede, en blijdschap, door den Heiligen Geest.

Romeinen 14:19

Zo dan laat ons najagen, hetgeen tot den vrede, en hetgeen tot de stichting onder elkander dient.

Galaten 5:22

Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid.

Galaten 6:10

Zo dan, terwijl wij tijd hebben, laat ons goed doen aan allen, maar meest aan de huisgenoten des geloofs.

Colossenzen 3:15

En de vrede Gods heerse in uw harten, tot welken gij ook geroepen zijt in een lichaam; en weest dankbaar.

1 Timotheüs 6:18

Dat zij weldadig zijn, rijk worden in goede werken, gaarne mededelende zijn, en gemeenzaam;

Hebreeën 13:16

En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet; want aan zodanige offeranden heeft God een welbehagen.

Jakobus 3:17-18

Maar de wijsheid, die van boven is, die is ten eerste zuiver, daarna vreedzaam, bescheiden, gezeggelijk, vol van barmhartigheid en van goede vruchten, niet partijdig oordelende, en ongeveinsd.

Jakobus 4:17

Wie dan weet goed te doen, en niet doet, dien is het zonde.

3 Johannes 1:11

Geliefde, volgt het kwade niet na, maar het goede. Die goed doet, is uit God; maar die kwaad doet, heeft God niet gezien.

Public domain

New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org