2 Zo zal ik over hem komen, daar hij moede en slap van handen is, en zal hem verschrikken, en al het volk, dat met hem is, zal vluchten; dan zal ik den koning alleen slaan.
2 I will come upon him while he is weary and exhausted and terrify him, so that all the people who are with him will flee. Then I will strike down the king alone,
8 Wijders zeide Husai: Gij kent uw vader en zijn mannen, dat zij helden zijn, dat zij bitter van gemoed zijn, als een beer, die van de jongen beroofd is in het veld; daartoe is uw vader een krijgsman, en zal niet vernachten met het volk.
8 Moreover, Hushai said, “You know your father and his men, that they are mighty men and they are fierce, like a bear robbed of her cubs in the field. And your father is an expert in warfare, and will not spend the night with the people.
9 Zie, nu heeft hij zich verstoken in een der holen, of in een der plaatsen. En het zal geschieden, als er in het eerst sommigen onder hen vallen, dat een ieder, die het zal horen, alsdan zal zeggen: Er is een slag geschied onder het volk, dat Absalom navolgt.
9 Behold, he has now hidden himself in one of the caves or in another place; and it will be when he falls on them at the first attack, that whoever hears it will say, ‘There has been a slaughter among the people who follow Absalom.’
10 Zo zou hij, die ook een dapper man is, wiens hart is als een leeuwenhart, te enen male smelten; want gans Israel weet, dat uw vader een held is, en het dappere mannen zijn, die met hem zijn.
10 And even the one who is valiant, whose heart is like the heart of a lion, will completely lose heart; for all Israel knows that your father is a mighty man and those who are with him are valiant men.
11 Maar ik rade, dat in alle haast tot u verzameld worde gans Israel, van Dan tot Ber-seba toe, als zand, dat aan de zee is, in menigte; en dat uw persoon medega in den strijd.
11 But I counsel that all Israel be surely gathered to you, from Dan even to Beersheba, as the sand that is by the sea in abundance, and that you personally go into battle.
12 Dan zullen wij tot hem komen, in een der plaatsen, waar hij gevonden wordt, en hem gemakkelijk overvallen, gelijk als de dauw op den aardbodem valt; en er zal van hem, en van al de mannen, die met hem zijn, ook niet een worden overgelaten.
12 So we shall come to him in one of the places where he can be found, and we will fall on him as the dew falls on the ground; and of him and of all the men who are with him, not even one will be left.
13 En indien hij zich in een stad zal begeven, zo zal gans Israel koorden tot dezelve stad aandragen, en wij zullen ze tot in de beek nedertrekken, totdat ook niet een steentje aldaar gevonden worde.
13 If he withdraws into a city, then all Israel shall bring ropes to that city, and we will drag it into the valley until not even a small stone is found there.”
14 Toen zeide Absalom, en alle man van Israel: De raad van Husai, den Archiet, is beter dan Achitofels raad. Doch de HEERE had het geboden, om den goeden raad van Achitofel te vernietigen, opdat de HEERE het kwaad over Absalom bracht.
14 Then Absalom and all the men of Israel said, “The counsel of Hushai the Archite is better than the counsel of Ahithophel.” For the Lord had ordained to thwart the good counsel of Ahithophel, so that the Lord might bring calamity on Absalom.
15 En Husai zeide tot Zadok en tot Abjathar, de priesters: Alzo en alzo heeft Achitofel Absalom en den oudsten van Israel geraden, maar alzo en alzo heb ik geraden.
15 Then Hushai said to Zadok and to Abiathar the priests, “This is what Ahithophel counseled Absalom and the elders of Israel, and this is what I have counseled.
16 Nu dan, zendt haastelijk henen, en boodschapt David, zeggende: Vernacht dezen nacht niet in de vlakke velden der woestijn, en ook ga spoedig over; opdat de koning niet verslonden worde, en al het volk, dat met hem is.
16 Now therefore, send quickly and tell David, saying, ‘Do not spend the night at the fords of the wilderness, but by all means cross over, or else the king and all the people who are with him will be destroyed.’”
17 Jonathan nu en Ahimaaz stonden bij de fontein Rogel; en een dienstmaagd ging henen en zeide het hun aan; en zij gingen henen en zeiden het den koning David aan; want zij mochten zich niet zien laten, dat zij in de stad kwamen.
17 Now Jonathan and Ahimaaz were staying at En-rogel, and a maidservant would go and tell them, and they would go and tell King David, for they could not be seen entering the city.
18 Een jongen dan nog zag hen, en zeide het Absalom aan; doch die beiden gingen haastelijk, en kwamen in eens mans huis te Bahurim, dewelke een put had in zijn voorhof, en zij daalden daarin.
18 But a lad did see them and told Absalom; so the two of them departed quickly and came to the house of a man in Bahurim, who had a well in his courtyard, and they went down into it.
20 Toen nu Absaloms knechten tot de vrouw in het huis kwamen, zeiden zij: Waar zijn Ahimaaz en Jonathan? En de vrouw zeide tot hen: Zij zijn over dat waterriviertje gegaan. En toen zij hen gezocht en niet gevonden hadden, keerden zij weder naar Jeruzalem.
20 Then Absalom’s servants came to the woman at the house and said, “Where are Ahimaaz and Jonathan?” And the woman said to them, “They have crossed the brook of water.” And when they searched and could not find them, they returned to Jerusalem.
21 En het geschiedde, nadat zij weggegaan waren, zo klommen zij uit den put, en gingen henen en boodschapten het den koning David; en zij zeiden tot David: Maakt ulieden op, en gaat haastelijk over het water, want alzo heeft Achitofel tegen ulieden geraden.
21 It came about after they had departed that they came up out of the well and went and told King David; and they said to David, “Arise and cross over the water quickly for thus Ahithophel has counseled against you.”
22 Toen maakte zich David op, en al het volk, dat met hem was; en zij gingen over de Jordaan. Aan het morgenlicht ontbrak er niet tot een toe, die niet over de Jordaan gegaan was.
22 Then David and all the people who were with him arose and crossed the Jordan; and by dawn not even one remained who had not crossed the Jordan.
23 Als nu Achitofel zag, dat zijn raad niet gedaan was, zadelde hij den ezel, en maakte zich op, en toog naar zijn huis in zijn stad, en gaf bevel aan zijn huis, en verhing zich. Alzo stierf hij, en werd begraven in zijns vaders graf.
23 Now when Ahithophel saw that his counsel was not followed, he saddled his donkey and arose and went to his home, to his city, and set his house in order, and strangled himself; thus he died and was buried in the grave of his father.
25 En Absalom had Amasa in Joabs plaats gesteld over het heir. Amasa nu was eens mans zoon, wiens naam was Jethra, de Israeliet, die ingegaan was tot Abigail, dochter van Nahas, zuster van Zeruja, Joabs moeder.
25 Absalom set Amasa over the army in place of Joab. Now Amasa was the son of a man whose name was Ithra the Israelite, who went in to Abigail the daughter of Nahash, sister of Zeruiah, Joab’s mother.
27 En het geschiedde, als David te Mahanaim gekomen was, dat Sobi, de zoon van Nahas, van Rabba der kinderen Ammons, en Machir, de zoon van Ammiel, van Lodebar, en Barzillai, de Gileadiet, van Rogelim,
27 Now when David had come to Mahanaim, Shobi the son of Nahash from Rabbah of the sons of Ammon, Machir the son of Ammiel from Lo-debar, and Barzillai the Gileadite from Rogelim,
29 En honig, en boter, en schapen, en koeienkazen, brachten tot David, en tot het volk, dat met hem was, om te eten, want zij zeiden: Dit volk is hongerig, en moede, en dorstig in de woestijn.
29 honey, curds, sheep, and cheese of the herd, for David and for the people who were with him, to eat; for they said, “The people are hungry and weary and thirsty in the wilderness.”
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org