3 Hij maakte ook al het gereedschap des altaars, de potten, en de schoffelen, en de besprengbekkens, en de krauwelen, en de koolpannen; en al zijn vaten maakte hij van koper.
3 He made all the utensils of the altar, the pails and the shovels and the basins, the flesh hooks and the firepans; he made all its utensils of bronze.
8 Hij maakte ook het koperen wasvat, met zijn koperen voet, van de spiegels der te hoop komende vrouwen, die te hoop kwamen voor de deur van de tent der samenkomst.
8 Moreover, he made the laver of bronze with its base of bronze, from the mirrors of the serving women who served at the doorway of the tent of meeting.
11 En aan den noorderhoek honderd ellen, hun twintig pilaren en derzelver twintig voeten waren van koper; de haken der pilaren en derzelver banden waren van zilver.
11 For the north side there were one hundred cubits; their twenty pillars and their twenty sockets were of bronze, the hooks of the pillars and their bands were of silver.
12 En aan den westerhoek waren behangselen van vijftig ellen, hun pilaren tien en derzelver voeten tien; de haken der pilaren en hun banden waren van zilver.
12 For the west side there were hangings of fifty cubits with their ten pillars and their ten sockets; the hooks of the pillars and their bands were of silver.
15 En aan de andere zijde van de deur des voorhofs, van hier en van daar, waren behangselen van vijftien ellen; hun pilaren drie en derzelver voeten drie.
15 and so for the other side. On both sides of the gate of the court were hangings of fifteen cubits, with their three pillars and their three sockets.
17 De voeten nu der pilaren waren van koper, de haken der pilaren, en hun banden waren van zilver, en het overdeksel hunner hoofden was van zilver, en al de pilaren des voorhofs waren met zilver omtogen.
17 The sockets for the pillars were of bronze, the hooks of the pillars and their bands, of silver; and the overlaying of their tops, of silver, and all the pillars of the court were furnished with silver bands.
18 En het deksel van de poort des voorhofs was van geborduurd werk, van hemelsblauw, en purper, en scharlaken, en fijn getweernd linnen; en twintig ellen was de lengte, en de hoogte in de breedte was vijf ellen, tegenover de behangselen des voorhofs.
18 The screen of the gate of the court was the work of the weaver, of blue and purple and scarlet material and fine twisted linen. And the length was twenty cubits and the height was five cubits, corresponding to the hangings of the court.
19 En hun vier pilaren en derzelver vier voeten waren van koper, hun haken waren van zilver; ook was het overdeksel hunner hoofden en hun banden van zilver.
19 Their four pillars and their four sockets were of bronze; their hooks were of silver, and the overlaying of their tops and their bands were of silver.
21 Dit zijn de getelde dingen van den tabernakel, van den tabernakel der getuigenis, die geteld zijn naar den mond van Mozes, ten dienste der Levieten, door de hand van Ithamar, de zoon van den priester Aaron.
21 This is the number of the things for the tabernacle, the tabernacle of the testimony, as they were numbered according to the command of Moses, for the service of the Levites, by the hand of Ithamar the son of Aaron the priest.
23 En met hem Aholiab, de zoon van Ahisamach, van den stam van Dan, een werkmeester en vernuftig kunstenaar, en een borduurder in hemelsblauw, en in purper, en in scharlaken, en in fijn linnen.
23 With him was Oholiab the son of Ahisamach, of the tribe of Dan, an engraver and a skillful workman and a weaver in blue and in purple and in scarlet material, and fine linen.
24 Al het goud, dat tot het werk verarbeid is, in het ganse werk des heiligdoms, te weten, het goud des beweegoffers, was negen en twintig talenten, en zevenhonderd en dertig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms.
24 All the gold that was used for the work, in all the work of the sanctuary, even the gold of the wave offering, was 29 talents and 730 shekels, according to the shekel of the sanctuary.
26 Een beka voor elk hoofd, dat is een halve sikkel, naar den sikkel des heiligdoms, van een ieder, die overging tot de getelden, van twintig jaren oud en daarboven, namelijk zeshonderd drie duizend, vijfhonderd vijftig.
26 a beka a head (that is, half a shekel according to the shekel of the sanctuary), for each one who passed over to those who were numbered, from twenty years old and upward, for 603,550 men.
27 En er waren honderd talenten zilver, om te gieten de voeten des heiligdoms, en de voeten des voorhangs; tot honderd voeten waren honderd talenten, een talent tot een voet.
27 The hundred talents of silver were for casting the sockets of the sanctuary and the sockets of the veil; one hundred sockets for the hundred talents, a talent for a socket.
30 En hij maakte daarvan de voeten der deur van de tent der samenkomst, en het koperen altaar, en den koperen rooster, dien het had, en al het gereedschap des altaars.
30 With it he made the sockets to the doorway of the tent of meeting, and the bronze altar and its bronze grating, and all the utensils of the altar,
31 En de voeten des voorhofs rondom, en de voeten van de poort des voorhofs, ook al de pennen des tabernakels, en al de pennen des voorhofs rondom.
31 and the sockets of the court all around and the sockets of the gate of the court, and all the pegs of the tabernacle and all the pegs of the court all around.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org