3 En Hij zeide tot mij: Mensenkind! Ik zend u tot de kinderen Israels, tot de rebellerende volken, die tegen Mij gerebelleerd hebben; zij en hun vaderen hebben overtreden tegen Mij tot op dezen zelven huidigen dag.
3 Then He said to me, “Son of man, I am sending you to the sons of Israel, to a rebellious people who have rebelled against Me; they and their fathers have transgressed against Me to this very day.
5 En zij, hetzij dat zij het horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen (want zij zijn een wederspannig huis), zo zullen zij weten, dat een profeet in het midden van hen geweest is.
5 As for them, whether they listen or not—for they are a rebellious house—they will know that a prophet has been among them.
6 En gij, mensenkind! vrees niet voor hen, en vrees niet voor hun woorden, hoewel wederwilligen en doornen bij u zijn, en gij bij schorpioenen woont; vrees voor hun woorden niet, en ontzet u niet voor hun aangezicht, want zij zijn een wederspannig huis.
6 And you, son of man, neither fear them nor fear their words, though thistles and thorns are with you and you sit on scorpions; neither fear their words nor be dismayed at their presence, for they are a rebellious house.
8 Doch gij, mensenkind, hoor hetgeen Ik tot u spreek; wees gij niet wederspannig, gelijk dat wederspannig huis; open uw mond, en eet, wat Ik u geef.
8 “Now you, son of man, listen to what I am speaking to you; do not be rebellious like that rebellious house. Open your mouth and eat what I am giving you.”
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org