4 En het zwaard zal komen in Egypte, en er zal grote smart zijn in Morenland, als de verslagenen zullen vallen in Egypte; want zij zullen derzelver menigte wegnemen, en haar fondamenten zullen verbroken worden.
4 “A sword will come upon Egypt,And anguish will be in Ethiopia;When the slain fall in Egypt,They take away her wealth,And her foundations are torn down.
6 Zo zegt de HEERE: Ja, zij zullen vallen, die Egypte ondersteunen, en de hovaardij harer sterkte zal nederdalen; van den toren van Syene af zullen zij daarin door het zwaard vallen, spreekt de Heere HEERE.
6 ‘Thus says the Lord,“Indeed, those who support Egypt will fallAnd the pride of her power will come down;From Migdol to SyeneThey will fall within her by the sword,”Declares the Lord God.
9 Te dien dage zullen er boden van voor Mijn aangezicht in schepen uitvaren, om het zorgeloze Morenland te verschrikken; en er zal grote smart bij hen zijn, als in den dag van Egypte; want ziet, het komt aan!
9 On that day messengers will go forth from Me in ships to frighten secure Ethiopia; and anguish will be on them as on the day of Egypt; for behold, it comes!”
11 Hij, en zijn volk met hem, de tirannigste der heidenen zullen aangevoerd worden, om het land te verderven; en zij zullen hun zwaarden tegen Egypte uittrekken, en het land met verslagenen vervullen.
11 “He and his people with him,The most ruthless of the nations,Will be brought in to destroy the land;And they will draw their swords against EgyptAnd fill the land with the slain.
12 En Ik zal de rivieren tot droogte maken, en het land verkopen in de hand der bozen; en Ik zal het land met zijn volheid verwoesten door de hand der vreemden: Ik, de HEERE, heb het gesproken.
12 “Moreover, I will make the Nile canals dryAnd sell the land into the hands of evil men.And I will make the land desolateAnd all that is in it,By the hand of strangers; I the Lord have spoken.”
13 Zo zegt de Heere HEERE: Ik zal ook de drekgoden verdoen, en de nietige afgoden doen ophouden uit Nof; en er zal geen vorst meer zijn uit Egypteland; en Ik zal een vreze in Egypteland stellen.
13 ‘Thus says the Lord God,“I will also destroy the idolsAnd make the images cease from Memphis.And there will no longer be a prince in the land of Egypt;And I will put fear in the land of Egypt.
18 En te Tachpanhes zal de dag verduisterd worden, als Ik het juk van Egypte aldaar zal verbreken, en de hovaardij harer sterkte in haar zal ophouden; haar zal een wolk bedekken, en haar dochters zullen gaan in de gevangenis.
18 “In Tehaphnehes the day will be darkWhen I break there the yoke bars of Egypt.Then the pride of her power will cease in her;A cloud will cover her,And her daughters will go into captivity.
21 Mensenkind! Ik heb den arm van Farao, den koning van Egypte, verbroken; en ziet, hij zal niet verbonden worden, met pleisters op te leggen, met een windeldoek aan te doen, om dien te verbinden, om dien te sterken, dat hij het zwaard houde.
21 “Son of man, I have broken the arm of Pharaoh king of Egypt; and, behold, it has not been bound up for healing or wrapped with a bandage, that it may be strong to hold the sword.
22 Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Ik wil aan Farao, den koning van Egypte, en zal zijn armen verbreken, beide den sterken en den verbrokenen; en Ik zal het zwaard uit zijn hand doen vallen.
22 Therefore thus says the Lord God, ‘Behold, I am against Pharaoh king of Egypt and will break his arms, both the strong and the broken; and I will make the sword fall from his hand.
24 En Ik zal de armen des konings van Babel sterken, en Mijn zwaard in zijn hand geven; maar Farao's armen zal Ik verbreken, dat hij voor zijn aangezicht zal kermen, gelijk een dodelijk verwonde kermt.
24 For I will strengthen the arms of the king of Babylon and put My sword in his hand; and I will break the arms of Pharaoh, so that he will groan before him with the groanings of a wounded man.
25 Ja, Ik zal de armen des konings van Babel sterken, maar Farao's armen zullen daarhenen vallen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik Mijn zwaard in de hand des konings van Babel zal hebben gegeven, en hij datzelve over Egypteland zal hebben uitgestrekt.
25 Thus I will strengthen the arms of the king of Babylon, but the arms of Pharaoh will fall. Then they will know that I am the Lord, when I put My sword into the hand of the king of Babylon and he stretches it out against the land of Egypt.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org