1 Daarom, nalatende het beginsel der leer van Christus, laat ons tot de volmaaktheid voortvaren; niet wederom leggende het fondament van de bekering van dode werken, en van het geloof in God,
1 Therefore leaving the elementary teaching about the Christ, let us press on to maturity, not laying again a foundation of repentance from dead works and of faith toward God,
6 En afvallig worden, die, zeg ik, wederom te vernieuwen tot bekering, als welke zichzelven den Zoon van God wederom kruisigen en openlijk te schande maken.
6 and then have fallen away, it is impossible to renew them again to repentance, since they again crucify to themselves the Son of God and put Him to open shame.
7 Want de aarde, die den regen, menigmaal op haar komende, indrinkt, en bekwaam kruid voortbrengt voor degenen, door welke zij ook gebouwd wordt, die ontvangt zegen van God;
7 For ground that drinks the rain which often falls on it and brings forth vegetation useful to those for whose sake it is also tilled, receives a blessing from God;
10 Want God is niet onrechtvaardig dat Hij uw werk zou vergeten, en den arbeid der liefde, die gij aan Zijn Naam bewezen hebt, als die de heiligen gediend hebt en nog dient.
10 For God is not unjust so as to forget your work and the love which you have shown toward His name, in having ministered and in still ministering to the saints.
18 Opdat wij, door twee onveranderlijke dingen, in welke het onmogelijk is dat God liege, een sterke vertroosting zouden hebben, wij namelijk, die de toevlucht genomen hebben, om de voorgestelde hoop vast te houden;
18 so that by two unchangeable things in which it is impossible for God to lie, we who have taken refuge would have strong encouragement to take hold of the hope set before us.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org