2 Neem de som van de gehele vergadering der kinderen Israels op, van twintig jaren oud en daarboven, naar het huis hunner vaderen, al wie ten heire in Israel uittrekt.
2 “Take a census of all the congregation of the sons of Israel from twenty years old and upward, by their fathers’ households, whoever is able to go out to war in Israel.”
4 Dat men opneme van twintig jaren oud en daarboven; gelijk als de HEERE Mozes geboden had, en den kinderen Israels, die uit Egypteland uitgetogen waren.
4 “Take a census of the people from twenty years old and upward, as the Lord has commanded Moses.”Now the sons of Israel who came out of the land of Egypt were:
9 En de zonen van Eliab waren Nemuel, en Dathan, en Abiram; deze Dathan en Abiram waren de geroepenen der vergadering, die gekijf maakten tegen Mozes en tegen Aaron, in de vergadering van Korach, als zij gekijf tegen den HEERE maakten.
9 The sons of Eliab: Nemuel and Dathan and Abiram. These are the Dathan and Abiram who were called by the congregation, who contended against Moses and against Aaron in the company of Korah, when they contended against the Lord,
10 En de aarde haar mond opendeed, en verslond hen met Korach, als die vergadering stierf, toen het vuur tweehonderd en vijftig mannen verteerde, en werden tot een teken.
10 and the earth opened its mouth and swallowed them up along with Korah, when that company died, when the fire devoured 250 men, so that they became a warning.
12 De zonen van Simeon, naar hun geslachten: van Nemuel, het geslacht der Nemuelieten; van Jamin het geslacht der Jaminieten; van Jachin het geslacht der Jachinieten;
12 The sons of Simeon according to their families: of Nemuel, the family of the Nemuelites; of Jamin, the family of the Jaminites; of Jachin, the family of the Jachinites;
15 De zonen van Gad, naar hun geslachten: van Zefon het geslacht der Zefonieten; van Haggi het geslacht der Haggieten; van Suni het geslacht der Sunieten.
15 The sons of Gad according to their families: of Zephon, the family of the Zephonites; of Haggi, the family of the Haggites; of Shuni, the family of the Shunites;
20 Alzo waren de zonen van Juda naar hun geslachten: van Sela het geslacht der Selanieten; van Perez het geslacht der Perezieten; van Zerah het geslacht der Zerahieten.
20 The sons of Judah according to their families were: of Shelah, the family of the Shelanites; of Perez, the family of the Perezites; of Zerah, the family of the Zerahites.
26 De zonen van Zebulon, naar hun geslachten, waren: van Sered het geslacht der Seredieten; van Elon het geslacht der Elonieten; van Jahleel het geslacht der Jahleelieten.
26 The sons of Zebulun according to their families: of Sered, the family of the Seredites; of Elon, the family of the Elonites; of Jahleel, the family of the Jahleelites.
33 Doch Zelafead, de zoon van Hefer, had geen zonen, maar dochters; en de namen der dochteren van Zelafead waren: Machla en Noa, Hogla, Milka en Tirza.
33 Now Zelophehad the son of Hepher had no sons, but only daughters; and the names of the daughters of Zelophehad were Mahlah, Noah, Hoglah, Milcah and Tirzah.
35 Dit zijn de zonen van Efraim, naar hun geslachten: van Sutelah het geslacht der Sutelahieten; van Becher het geslacht der Becherieten; van Tahan het geslacht der Tahanieten.
35 These are the sons of Ephraim according to their families: of Shuthelah, the family of the Shuthelahites; of Becher, the family of the Becherites; of Tahan, the family of the Tahanites.
37 Dat zijn de geslachten der zonen van Efraim, naar hun getelden: twee en dertig duizend en vijfhonderd. Dat zijn de zonen van Jozef, naar hun geslachten.
37 These are the families of the sons of Ephraim according to those who were numbered of them, 32,500. These are the sons of Joseph according to their families.
38 De zonen van Benjamin, naar hun geslachten: van Bela het geslacht der Belaieten; van Asbel het geslacht der Asbelieten; van Ahiram het geslacht der Ahirmieten;
38 The sons of Benjamin according to their families: of Bela, the family of the Belaites; of Ashbel, the family of the Ashbelites; of Ahiram, the family of the Ahiramites;
42 Dit zijn de zonen van Dan, naar hun geslachten: van Suham het geslacht der Suhamieten; dat zijn de geslachten van Dan, naar hun geslachten.
42 These are the sons of Dan according to their families: of Shuham, the family of the Shuhamites. These are the families of Dan according to their families.
44 De zonen van Aser, naar hun geslachten, waren: van Imna het geslacht der Imnaieten; van Isvi het geslacht der Isvieten; van Beria het geslacht der Beriieten.
44 The sons of Asher according to their families: of Imnah, the family of the Imnites; of Ishvi, the family of the Ishvites; of Beriah, the family of the Beriites.
54 Aan degenen, die veel zijn, zult gij hun erfenis meerder maken, en aan hen, die weinig zijn, zult gij hun erfenis minder maken; aan een iegelijk zal, naar zijn getelden, zijn erfenis gegeven worden.
54 To the larger group you shall increase their inheritance, and to the smaller group you shall diminish their inheritance; each shall be given their inheritance according to those who were numbered of them.
57 Dit zijn nu de getelden van Levi, naar hun geslachten: van Gerson het geslacht der Gersonieten; van Kohath het geslacht der Kohathieten; van Merari het geslacht der Merarieten.
57 These are those who were numbered of the Levites according to their families: of Gershon, the family of the Gershonites; of Kohath, the family of the Kohathites; of Merari, the family of the Merarites.
58 Dit zijn de geslachten van Levi: het geslacht der Libnieten, het geslacht der Hebronieten, het geslacht der Machlieten, het geslacht der Muzieten, het geslacht der Korachieten. En Kohath gewon Amram.
58 These are the families of Levi: the family of the Libnites, the family of the Hebronites, the family of the Mahlites, the family of the Mushites, the family of the Korahites. Kohath became the father of Amram.
59 En de naam der huisvrouw van Amram was Jochebed, de dochter van Levi, welke de huisvrouw van Levi baarde in Egypte; en deze baarde aan Amram, Aaron, en Mozes, en Mirjam, hun zuster.
59 The name of Amram’s wife was Jochebed, the daughter of Levi, who was born to Levi in Egypt; and she bore to Amram: Aaron and Moses and their sister Miriam.
62 En hun getelden waren drie en twintig duizend, al wat mannelijk is, van een maand oud en daarboven; want dezen werden niet geteld onder de kinderen Israels, omdat hun geen erfenis gegeven werd onder de kinderen Israels.
62 Those who were numbered of them were 23,000, every male from a month old and upward, for they were not numbered among the sons of Israel since no inheritance was given to them among the sons of Israel.
65 Want de HEERE had van die gezegd, dat zij in de woestijn gewisselijk zouden sterven; en er was niemand van hen overgebleven, dan Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun.
65 For the Lord had said of them, “They shall surely die in the wilderness.” And not a man was left of them, except Caleb the son of Jephunneh and Joshua the son of Nun.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org