Parallel Verses
Dutch Staten Vertaling
Zijn mond is vol van vloek, en bedriegerijen, en list; onder zijn tong is moeite en ongerechtigheid.
New American Standard Bible
His mouth is full of curses and deceit and oppression; Under his tongue is mischief and wickedness.
Onderwerpen
Kruisreferenties
Psalmen 7:14
Ziet, hij is in arbeid van ongerechtigheid, en is zwanger van moeite, hij zal leugen baren.
Job 20:12
Indien het kwaad in zijn mond zoet is, hij dat verbergt, onder zijn tong,
Psalmen 36:3
De woorden zijns monds zijn onrecht en bedrog; hij laat na te verstaan tot weldoen.
Psalmen 140:3
Zij scherpen hun tong, als een slang; heet addervergift is onder hun lippen. Sela.
Job 15:35
Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
Psalmen 5:9
Want in hun mond is niets rechts, hun binnenste is enkel verderving, hun keel is een open graf, met hun tong vleien zij.
Psalmen 12:2
Zij spreken valsheid, een ieder met zijn naaste, met vleiende lippen; zij spreken met een dubbel hart.
Psalmen 41:6
En zo iemand van hen komt, om mij te zien, hij spreekt valsheid; zijn hart vergadert zich onrecht; gaat hij uit naar buiten, hij spreekt er van.
Psalmen 52:4
Gij hebt lief alle woorden van verslinding, en een tong des bedrogs.
Psalmen 55:21
Zijn mond is gladder dan boter, maar zijn hart is krijg; zijn woorden zijn zachter dan olie, maar dezelve zijn blote zwaarden.
Psalmen 58:3
De goddelozen zijn vervreemd van de baarmoeder aan; de leugensprekers dolen van moeders buik aan.
Psalmen 59:12
Om de zonde huns monds, om het woord hunner lippen; en laat hen gevangen worden in hun hoogmoed; en om den vloek, en om de leugen, die zij vertellen.
Psalmen 62:4
Zij raadslagen slechts, om hem van zijn hoogheid te verstoten; zij hebben behagen in leugen; met hun mond zegenen zij; maar met hun binnenste vloeken zij. Sela.
Psalmen 64:3
Die hun tong scherpen als een zwaard, een bitter woord aanleggen als hun pijl;
Psalmen 73:8
Zij mergelen de lieden uit, en spreken boselijk van verdrukking; zij spreken uit de hoogte.
Psalmen 140:9
Aangaande het hoofd dergenen, die mij omringen, de overlast hunner lippen overdekke hen.
Psalmen 144:8
Welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid.
Psalmen 144:11
Ontzet mij en red mij van de hand der vreemden, welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid;
Spreuken 21:6
Te arbeiden om schatten met een valse tong, is een voortgedrevene ijdelheid dergenen, die den dood zoeken.
Spreuken 30:8
Ijdelheid en leugentaal doe verre van mij; armoede of rijkdom geef mij niet; voed mij met het brood mijns bescheiden deels;
Jesaja 59:4
Er is niemand, die voor de gerechtigheid roept, en niemand, die voor de waarheid in het gericht zich begeeft; zij vertrouwen op ijdelheid, en spreken leugen; met moeite zijn zij zwanger, en zij baren ongerechtigheid.
Jeremia 9:3
En zij spannen hun tong als hun boog tot leugen; zij worden geweldig in het land, doch niet tot waarheid; want zij gaan voort van boosheid tot boosheid, maar Mij kennen zij niet, spreekt de HEERE.
Jeremia 9:6
Uw woning is in het midden van bedrog; door bedrog weigeren zij Mij te kennen, spreekt de HEERE.
Mattheüs 12:34
Gij adderengebroedsels! hoe kunt gij goede dingen spreken, daar gij boos zijt? want uit den overvloed des harten spreekt de mond.
Romeinen 3:13-14
Hun keel is een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hun lippen.
Jakobus 3:6-8
De tong is ook een vuur, een wereld der ongerechtigheid; alzo is de tong onder onze leden gesteld, welke het gehele lichaam besmet, en ontsteekt het rad onzer geboorte, en wordt ontstoken van de hel.