1 Een psalm van David. HEERE, wie zal verkeren in Uw tent? Wie zal wonen op den berg Uwer heiligheid?

1 A Psalm of David.O Lord, who may abide in Your tent?Who may dwell on Your holy hill?

2 Die oprecht wandelt, en gerechtigheid werkt, en die met zijn hart de waarheid spreekt;

2 He who walks with integrity, and works righteousness,And speaks truth in his heart.

3 Die met zijn tong niet achterklapt, zijn metgezellen geen kwaad doet, en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste;

3 He does not slander with his tongue,Nor does evil to his neighbor,Nor takes up a reproach against his friend;

4 In wiens ogen de verworpene veracht is, maar hij eert degenen, die den HEERE vrezen; heeft hij gezworen tot zijn schade, evenwel verandert hij niet;

4 In whose eyes a reprobate is despised,But who honors those who fear the Lord;He swears to his own hurt and does not change;

5 Die zijn geld niet geeft op woeker, en geen geschenk neemt tegen den onschuldige. Die deze dingen doet, zal niet wankelen in eeuwigheid.

5 He does not put out his money at interest,Nor does he take a bribe against the innocent.He who does these things will never be shaken.

Public domain

New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org