Parallel Verses

Dutch Staten Vertaling

Een gouden kleinood van David tot lering, voor den opperzangmeester, op Schusan Eduth; (1a) Als hij gevochten had met de Syriers van Mesopotamie, en met de Syriers van Zoba; en Joab wederkwam, en de Edomieten sloeg in het Zoutdal, twaalf duizend. (1b) O God! Gij hadt ons verstoten, Gij hadt ons gescheurd, Gij zijt toornig geweest; keer weder tot ons.

New American Standard Bible

O God, You have rejected us You have broken us; You have been angry; O, restore us.

Kruisreferenties

Psalmen 44:9

Maar nu hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt.

Psalmen 80:3

O God! breng ons weder, en laat Uw aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden.

2 Samuël 5:20

Toen kwam David te Baal-Perazim; en David sloeg hen aldaar, en zeide: De HEERE heeft mijn vijanden voor mijn aangezicht gescheurd, als een scheur der wateren; daarom noemde hij den naam derzelve plaats, Baal-Perazim.

2 Samuël 8:3

David sloeg ook Hadad-ezer, den zoon van Rechob, den koning van Zoba, toen hij heentoog, om zijn hand te wenden naar de rivier Frath.

2 Samuël 10:16

En Hadad-ezer zond heen, en deed de Syriers uitkomen, die op gene zijde der rivier zijn, en zij kwamen te Helam; en Sobach, Hadad-ezers krijgsoverste, toog voor hun aangezicht heen.

1 Kronieken 18:3

David sloeg ook Hadar-ezer, den koning van Zoba, naar Hamath toe, toen hij heentoog, om zijn hand te stellen aan de rivier Frath.

Psalmen 60:10

Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten?

1 Samuël 4:10-11

Toen streden de Filistijnen, en Israel werd geslagen, en zij vloden een iegelijk in zijn tenten; en er geschiedde een zeer grote nederlaag, zodat er van Israel vielen dertig duizend voetvolks.

1 Samuël 4:17

Toen antwoordde hij, die de boodschap bracht, en zeide: Israel is gevloden voor het aangezicht der Filistijnen, en er is ook een grote nederlaag onder het volk geschied; daarenboven zijn uw twee zonen, Hofni en Pinehas, gestorven, en de ark Gods is genomen.

1 Samuël 13:6-7

Toen de mannen van Israel zagen, dat zij in nood waren (want het volk was benauwd), zo verborg zich het volk in de spelonken, en in de doornbossen, en in de steenklippen, en in de vestingen, en in de putten.

1 Samuël 13:11

Toen zeide Samuel: Wat hebt gij gedaan? Saul nu zeide: Omdat ik zag, dat zich het volk van mij verstrooide, en gij op den bestemden tijd der dagen niet kwaamt, en de Filistijnen te Michmas vergaderd waren,

1 Samuël 13:19-22

En er werd geen smid gevonden in het ganse land van Israel; want de Filistijnen hadden gezegd: Opdat de Hebreen geen zwaard noch spies maken.

1 Samuël 31:1-7

De Filistijnen dan steden tegen Israel; en de mannen Israels vloden voor het aangezicht der Filistijnen, en vielen verslagen op het gebergte Gilboa.

2 Samuël 8:12-13

Van Syrie, en van Moab, en van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen, en van Amalek, en van den roof van Hadad-ezer, den zoon van Rechob, den koning van Zoba.

2 Koningen 14:7

Hij sloeg de Edomieten in het Zoutdal tien duizend, en nam Sela in met krijg, en noemde haar naam Jokteel, tot op dezen dag.

1 Kronieken 18:12-13

Ook sloeg Abisai, de zoon van Zeruja, de Edomieten in het Zoutdal, achttien duizend.

1 Kronieken 19:16-19

Als de Syriers zagen, dat zij voor het aangezicht van Israel geslagen waren, zo zonden zij boden, en brachten de Syriers uit, die aan gene zijde der rivier woonden; en Sofach, de krijgsoverste van Hadar-ezer, toog voor hun aangezicht heen.

1 Kronieken 28:9

En gij, mijn zoon Salomo, ken den God uws vaders, en dien Hem met een volkomen hart en met een willige ziel; want de HEERE doorzoekt alle harten, en Hij verstaat al het gedichtsel der gedachten; indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar indien gij Hem verlaat, Hij zal u tot in eeuwigheid verstoten.

2 Kronieken 25:11

Amazia nu sterkte zich, en leidde zijn volk uit, en toog in het Zoutdal, en sloeg van de kinderen van Seir tien duizend.

Psalmen 59:1

Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth; toen Saul gezonden had, die zijn huis bewaren zouden, om hem te doden. (1a) Red mij van mijn vijanden, o mijn God! stel mij in een hoog vertrek voor degenen, die tegen mij opstaan.

Psalmen 59:11

Dood hen niet, opdat mijn volk het niet vergete; doe hen omzwerven door Uw macht, en werp hen neder, o Heere, ons Schild!

Psalmen 74:1

Een onderwijzing, voor Asaf. O God! waarom verstoot Gij in eeuwigheid? Waarom zou Uw toorn roken tegen de schapen Uwer weide?

Psalmen 79:5

Hoe lang, HEERE? Zult Gij eeuwiglijk toornen? Zal Uw ijver als vuur branden?

Psalmen 79:9

Help ons, o God onzes heils! ter oorzake van de eer Uws Naams; en red ons, en doe verzoening over onze zonden, om Uws Naams wil.

Psalmen 85:4

Breng ons weder, o God onzes heils! en doe te niet Uw toornigheid over ons.

Psalmen 89:3

Ik heb een verbond gemaakt met Mijn uitverkorene; Ik heb Mijn knecht David gezworen:

Psalmen 89:7

God is grotelijks geducht in den raad der heiligen, en vreselijk boven allen, die rondom Hem zijn.

Psalmen 89:19

Toen hebt Gij in een gezicht gesproken van Uw heilige, en gezegd: Ik heb hulp besteld bij een held; Ik heb een verkorene uit het volk verhoogd.

Psalmen 89:38

Maar Gij hebt hem verstoten en verworpen; Gij zijt verbolgen geworden tegen Uw gezalfde.

Psalmen 90:13

Keer weder, HEERE! tot hoe lange? en het berouwe U over Uw knechten.

Psalmen 108:11

Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en Die niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten?

Klaagliederen 3:31-32

Caph. Want de Heere zal niet verstoten in eeuwigheid.

Zacharia 10:6

En Ik zal het huis van Juda versterken, en het huis van Jozef zal Ik behouden, en Ik zal hen weder inzetten; want Ik heb Mij hunner ontfermd, en zij zullen wezen, alsof Ik hen niet verstoten had; want Ik ben de HEERE, hun God, en Ik zal ze verhoren.

Romeinen 11:1-2

Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre; want ik ben ook een Israeliet, uit het zaad Abrahams, van den stam Benjamin.

Public domain

New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org