2 Doch de HEERE zeide tot den satan: De HEERE schelde u, gij satan! ja, de HEERE schelde u, Die Jeruzalem verkiest; is deze niet een vuurbrand uit het vuur gerukt?
2 The Lord said to Satan, “The Lord rebuke you, Satan! Indeed, the Lord who has chosen Jerusalem rebuke you! Is this not a brand plucked from the fire?”
4 Toen antwoordde Hij, en sprak tot degenen, die voor Zijn aangezicht stonden, zeggende: Doet deze vuile klederen van hem weg. Daarna sprak Hij tot hem: Zie, Ik heb uw ongerechtigheid van u weggenomen, en Ik zal u wisselklederen aandoen.
4 He spoke and said to those who were standing before him, saying, “Remove the filthy garments from him.” Again he said to him, “See, I have taken your iniquity away from you and will clothe you with festal robes.”
5 Dies zeg Ik: Laat ze een reinen hoed op zijn hoofd zetten. En zij zetten dien reinen hoed op zijn hoofd, en zij togen hem klederen aan; en de Engel des HEEREN stond daarbij.
5 Then I said, “Let them put a clean turban on his head.” So they put a clean turban on his head and clothed him with garments, while the angel of the Lord was standing by.
7 Zo zegt de HEERE der heirscharen: Indien gij in Mijn wegen zult wandelen, en indien gij Mijn wacht zult waarnemen, zo zult gij ook Mijn huis richten, en ook Mijn voorhoven bewaren; en Ik zal u wandelingen geven onder dezen, die hier staan.
7 “Thus says the Lord of hosts, ‘If you will walk in My ways and if you will perform My service, then you will also govern My house and also have charge of My courts, and I will grant you free access among these who are standing here.
8 Hoor nu toe, Josua, gij hogepriester! gij en uw vrienden, die voor uw aangezicht zitten, want zij zijn een wonderteken; want ziet, Ik zal Mijn Knecht, de SPRUITE, doen komen.
8 Now listen, Joshua the high priest, you and your friends who are sitting in front of you—indeed they are men who are a symbol, for behold, I am going to bring in My servant the Branch.
9 Want ziet, aangaande dien steen, welken Ik gelegd heb voor het aangezicht van Josua, op dien enen steen zullen zeven ogen wezen; ziet, Ik zal zijn graveersel graveren, spreekt de HEERE der heirscharen, en Ik zal de ongerechtigheid dezes lands op een dag wegnemen.
9 For behold, the stone that I have set before Joshua; on one stone are seven eyes. Behold, I will engrave an inscription on it,’ declares the Lord of hosts, ‘and I will remove the iniquity of that land in one day.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org