9 Bijbelverzen over De Daklozen
Meest relevante verzen
Van den stroom der bergen worden zij nat, en zonder toevlucht zijnde, omhelzen zij de steenrotsen.
He. Die lekkernijen aten, versmachten nu op de straten; die in karmozijn opgetrokken zijn, omhelzen den drek.
En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge.
Tot op deze tegenwoordige ure lijden wij honger, en lijden wij dorst, en zijn naakt, en worden met vuisten geslagen, en hebben geen vaste woonplaats;
Zie, Gij hebt mij heden verdreven van den aardbodem, en ik zal voor Uw aangezicht verborgen zijn; en ik zal zwervende en dolende zijn op de aarde, en het zal geschieden, dat al wie mij vindt, mij zal doodslaan.
Toen stond Abraham des morgens vroeg op, en nam brood, en een fles water, en gaf ze aan Hagar, die leggende op haar schouder; ook gaf hij haar het kind, en zond haar weg. En zij ging voort, en dwaalde in de woestijn Ber-seba.
Alzo ontstak des HEEREN toorn tegen Israel, en Hij deed hen omzwerven in de woestijn, veertig jaren, totdat verteerd was het ganse geslacht, hetwelk gedaan had, wat kwaad was in de ogen des HEEREN.
Die in de woestijn dwaalden, in een weg der wildernis, die geen stad ter woning vonden;
Mijn God zal ze verwerpen, omdat zij naar Hem niet horen; en zij zullen omzwervende zijn onder de heidenen.