9 Bijbelverzen over De Urim en Tummim

Meest relevante verzen

Exodus 28:30

Gij zult ook in den borstlap des gerichts de Urim en de Thummim zetten, dat zij op het hart van Aaron zijn, als hij voor het aangezicht des HEEREN ingaan zal; alzo zal Aaron dat gericht der kinderen Israels geduriglijk op zijn hart dragen, voor het aangezicht des HEEREN.

Leviticus 8:8

Voorts deed hij hem den borstlap aan, en voegde aan den borstlap de Urim en de Thummim.

Numberi 27:21

En hij zal voor het aangezicht van Eleazar, den priester, staan, die voor hem raad vragen zal, naar de wijze van Urim, voor het aangezicht des HEEREN; naar zijn mond zullen zij uitgaan, en naar zijn mond zullen zij ingaan, hij, en al de kinderen Israels met hem, en de ganse vergadering.

Deuteronomium 33:8

En van Levi zeide hij: Uw Thummim en Uw Urim zijn aan den man, Uw gunstgenoot; dien Gij verzocht hebt in Massa, met welken Gij getwist hebt aan de wateren van Meriba.

1 Samuël 23:9

Als nu David verstond, dat Saul dit kwaad tegen hem heimelijk voorhad, zeide hij tot den priester Abjathar: Breng den efod herwaarts.

1 Samuël 28:6

En Saul vraagde den HEERE; maar de HEERE antwoordde hem niet; noch door dromen, noch door de urim, noch door de profeten.

1 Samuël 30:7

En David zeide tot den priester Abjathar, den zoon van Achimelech: Breng mij toch den efod hier. En Abjathar bracht den efod tot David.

Ezra 2:63

En Hattirsatha zeide tot hen, dat zij van de heiligste dingen niet zouden eten, totdat er een priester stond met urim en met thummim.

Nehemia 7:65

En Hattirsatha zeide tot hen, dat zij van de heiligste dingen niet zouden eten, totdat er een priester stond met urim en thummim.

Never miss a post

Public domain