29 Bijbelverzen over Gods Glorie In Israël

Meest relevante verzen

Exodus 16:7-10

En morgen, dan zult gij des HEEREN heerlijkheid zien, dewijl Hij uw murmureringen tegen den HEERE gehoord heeft; want wat zijn wij, dat gij tegen ons murmureert? Voorts zeide Mozes: Als de HEERE ulieden aan den avond vlees te eten zal geven, en aan den morgen brood tot verzadiging, het zal zijn, omdat de HEERE uw murmureringen gehoord heeft, die gij tegen Hem murmureert; want wat zijn wij? Uw murmureringen zijn niet tegen ons, maar tegen den HEERE. Daarna zeide Mozes tot Aaron: Zeg tot de ganse vergadering der kinderen Israels: Nadert voor het aangezicht des HEEREN, want Hij heeft uw murmureringen gehoord.meer informatie
En het geschiedde, als Aaron tot de ganse vergadering der kinderen Israels sprak, en zij zich naar de woestijn keerden, zo ziet, de heerlijkheid des HEEREN verscheen in de wolk.

Exodus 24:9-11

Mozes nu en Aaron klommen opwaarts, ook Nadab en Abihu, en zeventig van de oudsten van Israel. En zij zagen den God van Israel, en onder Zijn voeten als een werk van saffierstenen, en als de gestaltenis des hemels in Zijn klaarheid. Doch Hij strekte Zijn hand niet tot de afgezonderden van de kinderen Israels; maar zij aten en dronken, nadat zij God gezien hadden.

Exodus 40:34-35

Toen bedekte de wolk de tent der samenkomst; en de heerlijkheid des HEEREN vervulde den tabernakel. Zodat Mozes niet kon ingaan in de tent der samenkomst, dewijl de wolk daarop bleef, en de heerlijkheid des HEEREN den tabernakel vervulde.

Exodus 29:43

En daar zal Ik komen tot de kinderen Israels; opdat zij geheiligd worden door Mijn heerlijkheid.

Leviticus 9:6-23

En Mozes zeide: Deze zaak, die de HEERE geboden heeft, zult gij doen; en de heerlijkheid des HEEREN zal u verschijnen. En Mozes zeide tot Aaron: Nader tot het altaar, en maak uw zondoffer toe; en uw brandoffer toe; en doe verzoening voor u en voor het volk; maak daarna de offerande des volks toe, en doe de verzoening voor hen, gelijk als de HEERE geboden heeft. Toen naderde Aaron tot het altaar, en slachtte het kalf des zondoffers, dat voor hem was.meer informatie
En de zonen van Aaron brachten het bloed tot hem, en hij doopte zijn vinger in dat bloed, en deed het op de hoornen des altaars; daarna goot hij het bloed uit aan den bodem des altaars. Maar het vet, en de nieren, en het net van de lever van het zondoffer heeft hij op het altaar aangestoken, gelijk als de HEERE Mozes geboden had. Doch het vlees, en de huid verbrandde hij met vuur buiten het leger. Daarna slachtte hij het brandoffer; en de zonen van Aaron leverden aan hem het bloed; en hij sprengde dat rondom op het altaar. Ook leverden zij aan hem het brandoffer in zijn stukken, met het hoofd; en hij stak het aan op het altaar. En hij wies het ingewand en de schenkelen; en hij stak ze aan op het brandoffer, op het altaar. Daarna deed hij de offerande des volks toebrengen; en nam den bok des zondoffers, die voor het volk was, en slachtte hem, en bereidde hem ten zondoffer, gelijk het eerste. Verder deed hij het brandoffer toebrengen, en maakte dat toe naar het recht. En hij deed het spijsoffer toebrengen, en vulde daarvan zijn hand, en stak het aan op het altaar, behalve het morgenbrandoffer. Daarna slachtte hij den os, en den ram ten dankoffer, dat voor het volk was; en de zonen van Aaron leverden het bloed aan hem, hetwelk hij rondom op het altaar sprengde; En het vet van den os, en van den ram, den staart, en wat het ingewand bedekt, en de nieren, en het net der lever; En zij legden het vet op de borsten; en hij stak dat vet aan op het altaar. Maar de borsten en den rechterschouder bewoog Aaron ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als Mozes geboden had. Daarna hief Aaron zijn handen op tot het volk, en zegende hen; en hij kwam af, nadat hij het zondoffer, en brandoffer, en dankoffer gedaan had. Toen ging Mozes met Aaron in de tent der samenkomst; daarna kwamen zij uit, en zegenden het volk; en de heerlijkheid des HEEREN verscheen al het volk.

Numberi 20:6

Toen gingen Mozes en Aaron van het aangezicht der gemeente tot de deur van de tent der samenkomst, en zij vielen op hun aangezichten; en de heerlijkheid des HEEREN verscheen hun.

1 Koningen 8:10-11

En het geschiedde, als de priesters uit het heilige uitgingen, dat een wolk het huis des HEEREN vervulde. En de priesters konden niet staan om te dienen, vanwege de wolk; want de heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld.

2 Kronieken 5:13-14

Het geschiedde dan, als zij eenpariglijk trompetten en zongen, om een eenparige stem te laten horen, prijzende en lovende den HEERE; en als zij de stem verhieven met trompetten, en met cimbalen, en andere muzikale instrumenten, en als zij den HEERE prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid is tot in eeuwigheid; dat het huis met een wolk vervuld werd, namelijk het huis des HEEREN. En de priesters konden, vanwege die wolk, niet staan, om te dienen; want de heerlijkheid des HEEREN had het huis Gods vervuld.

2 Kronieken 7:1-3

Als nu Salomo voleind had te bidden, zo daalde het vuur van den hemel, en verteerde het brandoffer en de slachtofferen; en de heerlijkheid des HEEREN vervulde het huis. En de priesters konden niet ingaan in het huis des HEEREN; want de heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld. En als al de kinderen Israels dat vuur zagen afdalen, en de heerlijkheid des HEEREN over het huis, zo bukten zij met hun aangezichten ter aarde op den vloer, en aanbaden en loofden den HEERE, dat Hij goedig is, dat Zijn weldadigheid is tot in eeuwigheid.

Ezechiël 44:4

Daarna bracht hij mij den weg der noorderpoort, voor aan het huis; en ik zag, en ziet, de heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld; toen viel ik op mijn aangezicht.

Haggaï 2:7

Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

Jesaja 44:23

Zingt met vreugde, gij hemelen! want de HEERE heeft het gedaan; juicht, gij benedenste delen der aarde! gij bergen! maakt een groot gedreun met vreugdegezang, gij bossen, en alle geboomte daarin! Want de HEERE heeft Jakob verlost, en Zich heerlijk gemaakt in Israel.

Jesaja 43:6-7

Ik zal zeggen tot het noorden: Geef; en tot het zuiden: Houd niet terug; breng Mijn zonen van verre, en Mijn dochters van het einde der aarde; Een ieder, die naar Mijn Naam genoemd is, en dien Ik geschapen heb tot Mijn eer, dien Ik geformeerd heb, dien Ik ook gemaakt heb.

Jesaja 49:3

En Hij heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Knecht, Israel, door Welken Ik verheerlijkt zal worden.

Jesaja 55:5

Ziet, gij zult een volk roepen, dat gij niet kendet, en het volk, dat u niet kende, zal tot u lopen, om des HEEREN uws Gods wil, en om des Heiligen Israels wil, want Hij heeft u verheerlijkt.

Zacharia 2:4-5

En hij zeide tot hem: Loop, spreek dezen jongeling aan, zeggende: Jeruzalem zal dorpsgewijze bewoond worden, vanwege de veelheid der mensen en der beesten, die in het midden derzelve wezen zal. En Ik zal haar wezen, spreekt de HEERE, een vurige muur rondom; en Ik zal tot heerlijkheid wezen in het midden van haar.

Exodus 24:15-17

Toen Mozes op den berg geklommen was, zo heeft een wolk den berg bedekt. En de heerlijkheid des HEEREN woonde op den berg Sinai, en de wolk bedekte hem zes dagen, en op den zevenden dag riep Hij Mozes uit het midden der wolk. En het aanzien der heerlijkheid des HEEREN was als een verterend vuur, op het opperste diens bergs, in de ogen der kinderen Israels.

Exodus 33:18-23

Toen zeide hij: Toon mij nu Uw heerlijkheid! Doch Hij zeide: Ik zal al Mijn goedigheid voorbij uw aangezicht laten gaan, en zal den Naam des HEEREN uitroepen voor uw aangezicht; maar Ik zal genadig zijn, wien Ik zal genadig zijn, en Ik zal Mij ontfermen, over wien Ik Mij ontfermen zal. Hij zeide verder: Gij zoudt Mijn aangezicht niet kunnen zien; want Mij zal geen mens zien, en leven.meer informatie
De HEERE zeide verder: Zie, er is een plaats bij Mij; daar zult gij u op de steenrots stellen. En het zal geschieden, wanneer Mijn heerlijkheid voorbij zal gaan, zo zal Ik u in een kloof der steenrots zetten; en Ik zal u met Mijn hand overdekken, totdat Ik zal voorbijgegaan zijn. En wanneer Ik Mijn hand zal weggenomen hebben, zo zult gij Mijn achterste delen zien; maar Mijn aangezicht zal niet gezien worden.

Ezechiël 1:28

Gelijk de gedaante van den boog, die in de wolk is ten dage des plasregens, alzo was de gedaante van den glans rondom; dit was de gedaante van de gelijkenis der heerlijkheid des HEEREN; en als ik het zag, viel ik op mijn aangezicht, en ik hoorde een stem van Een, Die sprak.

Ezechiël 3:23

En ik maakte mij op, en ging uit in de vallei, en ziet, de heerlijkheid des HEEREN stond aldaar, gelijk de heerlijkheid, die ik gezien had bij de rivier Chebar; en ik viel op mijn aangezicht.

Ezechiël 8:4

En ziet, de heerlijkheid des Gods van Israel was aldaar, naar de gedaante, die ik in de vallei gezien had.

Ezechiël 9:3

En de heerlijkheid des Gods van Israel hief zich op van den cherub, waarop Hij was, tot den dorpel van het huis; en Hij riep tot den man, die met linnen bekleed was, die de schrijvers-inktkoker aan zijn lenden had.

Ezechiël 10:4-18

Toen hief zich de heerlijkheid des HEEREN omhoog van boven den cherub, op den dorpel van het huis; en het huis werd vervuld met een wolk, en het voorhof was vol van den glans der heerlijkheid des HEEREN. En het geruis van de vleugelen der cherubs werd gehoord tot het uiterste voorhof, als de stem des almachtigen Gods, wanneer Hij spreekt. Het geschiedde nu, als Hij den man, bekleed met linnen, geboden had, zeggende: Neem vuur van tussen de wielen, van tussen de cherubs, dat hij inging en stond bij een rad.meer informatie
Toen stak een cherub zijn hand uit van tussen de cherubs tot het vuur, hetwelk was tussen de cherubs, en nam daarvan, en gaf het in de vuisten desgenen, die met linnen bekleed was; die nam het, en ging uit. Want er werd gezien aan de cherubs de gelijkenis van eens mensen hand onder hun vleugelen. Toen zag ik, en ziet, vier raderen waren bij de cherubs; een rad was bij elken cherub; en de gedaante der raderen was als de verf van een turkoois-steen. En aangaande hun gedaanten, die vier hadden enerlei gelijkenis, gelijk of het ware geweest een rad in het midden van een rad. Als die gingen, zo gingen deze op hun vier zijden; zij keerden zich niet om, als zij gingen; maar de plaats, waarheen het hoofd zag, die volgden zij na; zij keerden zich niet om, als zij gingen. Hun ganse lichaam nu, en hun ruggen, en hun handen, en hun vleugelen, mitsgaders de raderen, waren vol ogen rondom; die vier hadden hun raderen. Aangaande de raderen, elkeen derzelve werd voor mijn ogen genoemd Galgal. En elkeen had vier aangezichten; het eerste aangezicht was het aangezicht eens cherubs, en het tweede aangezicht was het aangezicht eens mensen, en het derde het aangezicht eens leeuws, en het vierde het aangezicht eens arends. En die cherubs hieven zich omhoog; dit was hetzelfde dier, dat ik bij de rivier Chebar gezien had. En als de cherubs gingen, zo gingen die raderen nevens dezelven; en als de cherubs hun vleugelen ophieven, om zich van de aarde omhoog te heffen, zo keerden zich diezelve raderen ook niet om van bij hen. Als die stonden, stonden deze, en als die opgeheven werden, hieven zich deze ook op; want de geest der dieren was in hen. Toen ging de heerlijkheid des HEEREN van boven den dorpel des huizes weg, en stond boven de cherubs.

Ezechiël 11:22-23

Toen hieven de cherubs hun vleugelen op, en de raderen tegenover hen; en de heerlijkheid des Gods van Israel was over hen van boven. En de heerlijkheid des HEEREN rees op van het midden der stad, en stond op den berg, die tegen het oosten der stad is.

Ezechiël 43:2-5

En ziet, de heerlijkheid des Gods van Israel kwam van den weg naar het oosten; en Zijn stem was als het geruis van vele wateren, en de aarde werd verlicht van Zijn heerlijkheid. En alzo was de gedaante van het gezicht, dat ik zag, gelijk het gezicht, dat ik gezien had, toen ik kwam, om de stad te verderven; en het waren gezichten, als het gezicht, dat ik gezien had aan de rivier Chebar; en ik viel op mijn aangezicht. En de heerlijkheid des HEEREN kwam in het huis, door den weg der poort, die den weg naar het oosten zag.meer informatie
En de Geest nam mij op, en bracht mij in het binnenste voorhof; en ziet, de heerlijkheid des HEEREN had het huis vervuld.

Never miss a post

Public domain