16 Bijbelverzen over Huizen Onder Aanval

Meest relevante verzen

Spreuken 3:33

De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen.

Amos 3:15

En Ik zal het winterhuis met het zomerhuis slaan; en de elpenbenen huizen zullen vergaan, en de grote huizen een einde nemen, spreekt de HEERE.

Klaagliederen 2:5

He. De Heere is geworden als een vijand; Hij heeft Israel verslonden, Hij heeft al haar paleizen verslonden. Hij heeft deszelfs vastigheden verdorven; en Hij heeft bij de dochter van Juda het klagen en kermen vermenigvuldigd.

2 Koningen 25:9

En hij verbrandde het huis des HEEREN, en het huis des konings, mitsgaders alle huizen van Jeruzalem; en alle huizen der groten verbrandde hij met vuur.

Job 8:15

Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven.

Daniël 2:5

De koning antwoordde en zeide tot de Chaldeen: De zaak is mij ontgaan; indien gij mij den droom en zijn uitlegging niet bekend maakt, gij zult in stukken gehouwen worden, en uw huizen zullen tot een drekhoop gemaakt worden.

Joël 2:9

Zij zullen in de stad omlopen, zij zullen lopen op de muren, zij zullen klimmen in de huizen; zij zullen door de vensteren inkomen als een dief.

Exodus 8:3

Dat de rivier van vorsen zal krielen, die zullen opkomen, en in uw huis komen, en in uw slaapkamer, ja, op uw bed; ook in de huizen uwer knechten, en op uw volk, en in uw bakovens, en in uw baktroggen.

Exodus 8:11

Zo zullen de vorsen van u, en van uw huizen, en van uw knechten, en van uw volk wijken; zij zullen alleen in de rivier overblijven.

Exodus 8:13

En de HEERE deed naar het woord van Mozes; en de vorsen stierven, uit de huizen, uit de voorzalen, en uit de velden.

Exodus 8:24

En de HEERE deed alzo; en er kwam een zware vermenging van ongedierte in het huis van Farao, en in de huizen van zijn knechten, en over het ganse Egypteland; het land werd verdorven van deze vermenging.

Leviticus 14:34-57

Als gij zult gekomen zijn in het land van Kanaan, hetwelk Ik u tot bezitting geven zal, en Ik de plaag der melaatsheid aan een huis van dat land uwer bezitting zal gegeven hebben; Zo zal hij, van wien dat huis is, komen, en den priester te kennen geven, zeggende: Het schijnt mij, alsof er een plaag in het huis ware. En de priester zal gebieden, dat zij dat huis ruimen, aleer de priester komt, om die plaag te bezien, opdat niet al wat in dat huis is, onrein worde; en daarna zal de priester komen, om dat huis te bezien.meer informatie
Als hij die plaag bezien zal, dat, ziet, die plaag aan de wanden van dat huis zijn groenachtige of roodachtige kuiltjes, en hun aanzien lager is dan die want; De priester zal uit dat huis uitgaan, aan de deur van het huis, en hij zal dat huis zeven dagen doen toesluiten. Daarna zal de priester op den zevenden dag wederkeren; indien hij merken zal, dat, ziet, die plaag aan de wanden van dat huis uitgespreid is; Zo zal de priester gebieden, dat zij de stenen, in welke die plaag is, uitbreken, en dezelve tot buiten de stad werpen, aan een onreine plaats; En dat huis zal hij rondom van binnen doen schrabben, en zij zullen het stof, dat zij afgeschrabd hebben, tot buiten de stad aan een onreine plaats uitstorten. Daarna zullen zij andere stenen nemen, en in de plaats van gene stenen brengen; en men zal ander leem nemen, en dat huis bestrijken. Maar indien die plaag wederkeert, en in dat huis uitbot, nadat men de stenen uitgebroken heeft, en na het afschrabben van het huis, en nadat het zal bestreken zijn; Zo zal de priester komen; als hij nu zal merken, dat, ziet, die plaag aan dat huis uitgespreid is, het is een knagende melaatsheid in dat huis, het is onrein. Daarom zal men dat huis, zijn stenen, en zijn hout even afbreken, mitsgaders al het leem van het huis, en men zal het tot buiten de stad uitvoeren, aan een onreine plaats. En die in dat huis gaat te enigen dage, als men hetzelve zal toegesloten hebben, zal onrein zijn tot aan den avond. Die ook in dat huis te slapen ligt, zal zijn klederen wassen; insgelijks, die in dat huis eet, zal zijn klederen wassen. Maar als de priester zal weder ingegaan zijn, en zal merken, dat, ziet, die plaag aan dat huis niet uitgespreid is, nadat het huis zal bestreken zijn; zo zal de priester dat huis rein verklaren, dewijl die plaag genezen is. Daarna zal hij, om dat huis te ontzondigen, twee vogeltjes nemen, mitsgaders cederenhout, en scharlaken, en hysop. En hij zal den enen vogel slachten in een aarden vat, over levend water. Dan zal hij dat cederenhout, en dien hysop, en het scharlaken, en den levenden vogel nemen, en zal die in het bloed des geslachten vogels en in het levende water dopen; en hij zal dat huis zevenmaal besprengen. Zo zal hij dat huis ontzondigen met het bloed des vogels, en met dat levend water, en met den levenden vogel, en met dat cederenhout, en met den hysop, en met het scharlaken. Den levenden vogel nu zal hij tot buiten de stad, in het open veld, laten vliegen; zo zal hij over het huis verzoening doen, en het zal rein zijn. Dit is de wet voor alle plage der melaatsheid, en voor schurftheid; En voor melaatsheid der klederen, en der huizen; Mitsgaders voor gezwel, en voor gezweer, en voor blaren; Om te leren, op welken dag iets onrein, en op welken dag iets rein is. Dit is de wet der melaatsheid.

Leviticus 14:55

En voor melaatsheid der klederen, en der huizen;

Ezechiël 7:24

Daarom zal Ik de kwaadste der heidenen doen komen, die hun huizen erfelijk bezitten zullen, en zal den hoogmoed der sterken doen ophouden, en die hen heiligen, zullen ontheiligd worden.

Zefanja 1:13

Daarom zal hun vermogen ten roof worden, en hun huizen tot verwoesting; zij bouwen wel huizen, maar zij zullen ze niet bewonen; en zij planten wijngaarden, maar zij zullen derzelver wijn niet drinken.

Zacharia 5:4

Ik breng dezen vloek voort, spreekt de HEERE der heirscharen, dat hij kome in het huis van den dief, en in het huis desgenen, die bij Mijn Naam valselijk zweer; en hij zal het verteren, met zijn houten en zijn stenen.

Never miss a post

Public domain