7 Bijbelverzen over Steenkool, Metaforisch Gebruik

Meest relevante verzen

Spreuken 6:25-28

Begeer haar schoonheid niet in uw hart, en laat ze u niet vangen met haar oogleden. Want door een vrouw, die een hoer is, komt men tot een stuk broods; en eens mans huisvrouw jaagt de kostelijke ziel. Zal iemand vuur in zijn boezem nemen, dat zijn klederen niet verbrand worden?meer informatie
Zal iemand op kolen gaan, dat zijn voeten niet branden?

Jesaja 6:6

Maar een van de serafs vloog tot mij, en had een gloeiende kool in zijn hand, die hij met de tang van het altaar genomen had.

2 Samuël 14:7

En zie, het ganse geslacht is opgestaan tegen uw dienstmaagd, en hebben gezegd: Geef dien hier, die zijn broeder geslagen heeft, dat wij hem voor de ziel zijns broeders, dien hij doodgeslagen heeft, doden, en ook den erfgenaam verdelgen; alzo zullen zij mijn kool, die overgebleven is, uitblussen, opdat zij mijn man geen naam noch overblijfsel laten op den aardbodem.

Romeinen 12:20-21

Indien dan uw vijand hongert, zo spijzigt hem; indien hem dorst, zo geeft hem te drinken; want dat doende, zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen. Wordt van het kwade niet overwonnen, maar overwint het kwade door het goede.

Spreuken 6:27-29

Zal iemand vuur in zijn boezem nemen, dat zijn klederen niet verbrand worden? Zal iemand op kolen gaan, dat zijn voeten niet branden? Alzo die tot zijns naasten huisvrouw ingaat; al wie haar aanroert, zal niet onschuldig gehouden worden.

Spreuken 25:21-22

Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden.

Never miss a post

Public domain