6 Bijbelverzen over Voedsel Past
Meest relevante verzen
Mattheüs 10:10
Noch male tot den weg, noch twee rokken, noch schoenen, noch staf; want de arbeider is zijn voedsel waardig.
1 Corinthiërs 6:13
De spijzen zijn voor de buik, en de buik is voor de spijzen; maar God zal beide dezen en die te niet doen. Doch het lichaam is niet voor de hoererij, maar voor den Heere en de Heere voor het lichaam.
1 Timotheüs 6:8
Maar als wij voedsel en deksel hebben, wij zullen daarmede vergenoegd zijn.
Mattheüs 15:26
Doch Hij antwoordde en zeide: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en den hondekens voor te werpen.
Handelingen 14:17
Vers Begrippen
Hoewel Hij nochtans Zichzelven niet onbetuigd gelaten heeft, goed doende van den hemel, ons regen en vruchtbare tijden gevende, vervullende onze harten met spijs en vrolijkheid.