13 Bijbelverzen over Zij Die Lof Zingen
Meest relevante verzen
En zij zongen bij beurten, met den HEERE te loven en te danken, dat Hij goedig is, dat Zijn weldadigheid tot in eeuwigheid is over Israel. En al het volk juichte met groot gejuich, als men den HEERE loofde over de grondlegging van het huis des HEEREN.
Toen zong Mozes en de kinderen Israels de HEERE dit lied, en spraken, zeggende: Ik zal den HEERE zingen; want Hij is hogelijk verheven! Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen.
Toen antwoordde Mirjam hunlieden: Zingt den HEERE; want Hij is hogelijk verheven! Hij heeft het paard met zijn ruiter in de zee gestort!
En David sprak de woorden dezes lieds tot den HEERE, ten dage als de HEERE hem verlost had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul.
Om te doen horen de stem des lofs, en om te vertellen al Uw wonderen.
Want de HEERE zal Sion troosten, Hij zal troosten al haar woeste plaatsen, en Hij zal haar woestijn maken als Eden, en haar wildernis als den hof des HEEREN; vreugde en blijdschap zal daarin gevonden worden, dankzegging en een stem des gezangs.
Voorts zong Debora, en Barak, de zoon van Abinoam, ten zelven dage, zeggende:
En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg.
En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg.
En omtrent den middernacht baden Paulus en Silas, en zongen Gode lofzangen en de gevangenen hoorden naar hen.
En zij zullen zingen van de wegen des HEEREN, want de heerlijkheid des HEEREN is groot.
Dat het veld huppele van vreugde met al wat er in is, dat dan al de bomen des wouds juichen.