'Blijdschap' in de Bijbel
De hoop der rechtvaardigen is blijdschap; maar de verwachting der goddelozen zal vergaan.
Bedrog is in het hart dergenen, die kwaad smeden; maar degenen die vrede raden, hebben blijdschap.
Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen.
Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid.
De dwaasheid is den verstandeloze blijdschap; maar een man van verstand zal recht wandelen.
Een man heeft blijdschap in het antwoord zijns monds; en hoe goed is een woord op zijn tijd!
Het is den rechtvaardige een blijdschap recht te doen; maar voor de werkers der ongerechtigheid is het verschrikking.
Die blijdschap liefheeft, die zal gebrek lijden; die wijn en olie liefheeft, zal niet rijk worden.