'Naam' in de Bijbel
En Ik zal Mijn hand uitstrekken tegen Juda, en tegen alle inwoners van Jeruzalem; en Ik zal uit deze plaats uitroeien het overblijfsel van Baal, en den naam der Chemarim met de priesters;
Gewisselijk, dan zal Ik tot de volken een reine spraak wenden; opdat zij allen den Naam des HEEREN aanroepen, opdat zij Hem dienen met een eenparigen schouder.
Maar Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk; die zullen op den Naam des HEEREN betrouwen.
Ziet, Ik zal te dien tijde al uw verdrukkers verdoen; en Ik zal de hinkenden behoeden, en de uitgestotenen verzamelen; en Ik zal ze stellen tot een lof, en tot een naam, in het ganse land, waar zij beschaamd zijn geweest.
Te dier tijd zal Ik ulieden herwaarts brengen, ten tijde namelijk, als Ik u verzamelen zal; zekerlijk Ik zal ulieden zetten tot een naam en tot een lof, onder alle volken der aarde, als Ik uw gevangenissen voor uw ogen wenden zal, zegt de HEERE.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (88)
- Exodus (23)
- Leviticus (8)
- Numberi (15)
- Deuteronomium (33)
- Jozua (9)
- Richteren (16)
- Ruth (9)
- 1 Samuël (23)
- 2 Samuël (28)
- 1 Koningen (37)
- 2 Koningen (23)
- 1 Kronieken (40)
- 2 Kronieken (39)
- Ezra (4)
- Nehemia (7)
- Esther (6)
- Job (5)
- Psalmen (85)
- Spreuken (6)
- Prediker (3)
- Hooglied (1)
- Jesaja (45)
- Jeremia (50)
- Klaagliederen (1)
- Ezechiël (19)
- Daniël (10)
- Hosea (3)
- Joël (2)
- Amos (7)
- Micha (3)
- Nahum (1)
- Zefanja (5)
- Zacharia (6)
- Maleachi (6)