9 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Selomith' in de Bijbel

Toen lasterde de zoon der Israelietische vrouw uitdrukkelijk den NAAM, en vloekte; daarom brachten zij hem tot Mozes; de naam nu zijner moeder was Selomith, de dochter van Dibri, van den stam Dan.

De kinderen van Pedaja nu waren Zerubbabel en Simei; en de kinderen van Zerubbabel waren Mesullam en Hananja; en Selomith was hunlieder zuster;

De kinderen van Simei waren Selomith, en Haziel, en Haran, drie; dezen waren de hoofden der vaderen van Ladan.

Van de kinderen van Jizhar was Selomith het hoofd.

Maar zijn broeders van Eliezer waren dezen: Rehabja was zijn zoon, en Jesaja zijn zoon, en Joram zijn zoon, en Zichri zijn zoon, en Selomith zijn zoon.

Deze Selomith en zijn broederen waren over al de schatten der heilige dingen, die de koning David geheiligd had, mitsgaders de hoofden der vaderen, de oversten over duizenden en honderden, en de oversten des heirs;

Ook alles, wat Samuel, de ziener, geheiligd had, en Saul, de zoon van Kis, en Abner, de zoon van Ner, en Joab, de zoon van Zeruja; al wat iemand geheiligd had, was onder de hand van Selomith en zijn broederen.

En na haar nam hij Maacha, de dochter van Absalom; deze baarde hem Abia, en Attai, en Ziza, en Selomith.

En van de kinderen van Selomith, de zoon van Josifja; en met hem honderd en zestig manspersonen.

Zoekresultaten op Versies

Alle versies

Zoekresultaten op Boek

Alle Boeken

Public domain