Parallel Verses

Dutch Staten Vertaling

Toen riep de profeet Elisa een van de zonen der profeten, en hij zeide tot hem: Gord uw lenden, en neem deze oliekruik in uw hand, en ga heen naar Ramoth in Gilead.

New American Standard Bible

Now Elisha the prophet called one of the sons of the prophets and said to him, "Gird up your loins, and take this flask of oil in your hand and go to Ramoth-gilead.

Kruisreferenties

1 Samuël 10:1

Toen nam Samuel een oliekruik, en goot ze uit op zijn hoofd, en kuste hem, en zeide: Is het niet alzo, dat de HEERE u tot een voorganger over Zijn erfdeel gezalfd heeft?

2 Koningen 4:29

En hij zeide tot Gehazi: Gord uw lenden, en neem mijn staf in uw hand, en ga henen; zo gij iemand vindt, groet hem niet; en zo u iemand groet, antwoord hem niet; en leg mijn staf op het aangezicht van den jongen.

1 Samuël 16:1

Toen zeide de HEERE tot Samuel: Hoe lang draagt gij leed om Saul, dien Ik toch verworpen heb, dat hij geen koning zij over Israel? Vul uw hoorn met olie, en ga heen; Ik zal u zenden tot Isai, den Bethlehemiet; want Ik heb Mij een koning onder zijn zonen uitgezien.

1 Koningen 1:39

En Zadok, de priester, nam den oliehoorn uit de tent, en zalfde Salomo; en zij bliezen met de bazuin, en al het volk zeide: De koning Salomo leve!

1 Koningen 18:46

En de hand des HEEREN was over Elia, en hij gordde zijn lenden, en liep voor het aangezicht van Achab henen, tot daar men te Jizreel komt.

2 Koningen 8:28-29

En hij toog met Joram, den zoon van Achab, naar den strijd, te Ramoth in Gilead, tegen Hazael, den koning van Syrie; en de Syriers sloegen Joram.

Deuteronomium 4:1

Nu dan, Israel! hoor naar de inzettingen en naar de rechten, die ik ulieden lere te doen; opdat gij leeft, en henen inkomt, en erft het land, dat de HEERE, uwer vaderen God, u geeft.

Deuteronomium 4:3

Uw ogen hebben gezien, wat God om Baal-Peor gedaan heeft; want alle man, die Baal-Peor navolgde, dien heeft de HEERE, uw God, uit het midden van u verdaan.

1 Koningen 20:35

Toen zeide een man uit de zonen der profeten tot zijn naaste, door het woord des HEEREN: Sla mij toch. En de man weigerde hem te slaan.

1 Koningen 22:4

Daarna zeide hij tot Josafat: Zult gij met mij trekken in den strijd naar Ramoth in Gilead? En Josafat zeide tot den koning van Israel: Zo zal ik zijn gelijk gij zijt, zo mijn volk als uw volk, zo mijn paarden als uw paarden.

1 Koningen 22:20

En de HEERE zeide: Wie zal Achab overreden, dat hij optrekke en valle te Ramoth in Gilead? De een nu zeide aldus, en de andere zeide alzo.

2 Koningen 2:3

Toen gingen de zonen der profeten, die te Beth-El waren, tot Elisa uit, en zeiden tot hem: Weet gij, dat de HEERE heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? En hij zeide: Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil.

2 Koningen 4:1

Een vrouw nu uit de vrouwen van de zonen der profeten riep tot Elisa, zeggende: Uw knecht, mijn man, is gestorven, en gij weet, dat uw knecht den HEERE was vrezende; nu is de schuldheer gekomen, om mijn beide kinderen voor zich tot knechten te nemen.

2 Koningen 6:1-3

En de kinderen der profeten zeiden tot Elisa: Zie nu, de plaats, waar wij wonen voor uw aangezicht, is voor ons te eng.

Jeremia 1:17

Gij dan, gord uw lendenen, en maakt u op, en spreek tot hen alles, wat Ik u gebieden zal; wees niet verslagen voor hun aangezicht, opdat Ik u voor hun aangezicht niet versla.

Lukas 12:35-37

Laat uw lendenen omgord zijn, en de kaarsen brandende.

1 Petrus 1:13

Daarom opschortende de lenden uws verstands, en nuchteren zijnde, hoopt volkomenlijk op de genade, die u toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus.

Public domain

New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org