2 Samuël 7:9
En Ik ben met u geweest, overal, waar gij gegaan zijt, en heb al uw vijanden voor uw aangezicht uitgeroeid; en Ik heb u een groten naam gemaakt, als den naam der groten, die op de aarde zijn.
2 Samuël 5:10
David nu ging geduriglijk voort, en werd groot; want de HEERE, de God der heirscharen, was met hem.
1 Kronieken 17:8
En Ik ben met u geweest overal, waar gij heengegaan zijt, en Ik heb al uw vijanden uitgeroeid van voor uw aangezicht; en Ik heb u een naam gemaakt, gelijk de naam is der groten, die op de aarde zijn.
Psalmen 18:37-42
Ik vervolgde mijn vijanden, en trof hen aan; en ik keerde niet weder, totdat ik hen verdaan had.
1 Samuël 18:14
En David gedroeg zich voorzichtiglijk op al zijn wegen; en de HEERE was met hem.
2 Samuël 8:6
En David legde bezettingen in Syrie van Damaskus, en de Syriers werden David tot knechten, brengende geschenken; en de HEERE behoedde David overal, waar hij heentoog.
2 Samuël 8:14
En hij legde bezettingen in Edom; in gans Edom legde hij bezettingen; en alle Edomieten werden David tot knechten; en de HEERE behoedde David overal, waar hij heentoog.
Genesis 12:2
En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen!
1 Samuël 2:8
Hij verheft den geringe uit het stof, en den nooddruftige verhoogt Hij uit den drek, om te doen zitten bij de vorsten, dat Hij hen den stoel der ere doe beerven; want de grondvesten des aardrijks zijn des HEEREN, en Hij heeft de wereld daarop gezet.
1 Samuël 31:6
Alzo stierf Saul, en zijn drie zonen, en zijn wapendrager, ook al zijn mannen, te dienzelven dage te gelijk.
2 Samuël 22:1
En David sprak de woorden dezes lieds tot den HEERE, ten dage als de HEERE hem verlost had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul.
2 Samuël 22:30
Want met U loop ik door een bende; met mijn God spring ik over een muur.
2 Samuël 22:34-38
Hij maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en stelt mij op mijn hoogten.
Psalmen 87:3-6
Zeer heerlijke dingen worden van u gesproken, o stad Gods! Sela.
Psalmen 89:23
Maar Ik zal zijn wederpartijders verpletteren voor zijn aangezicht, en die hem haten, zal Ik plagen.
Psalmen 113:7-8
Die den geringe uit het stof opricht, en den nooddruftige uit den drek verhoogt;
Lukas 1:52
Hij heeft machtigen van de tronen afgetrokken, en nederigen heeft Hij verhoogd.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd