Parallel Verses

Dutch Staten Vertaling

Gij zult geen vals gerucht opnemen; en stelt uw hand niet bij den goddeloze, om een getuige tot geweld te zijn.

New American Standard Bible

"You shall not bear a false report; do not join your hand with a wicked man to be a malicious witness.

Kruisreferenties

Psalmen 35:11

Wrevelige getuigen staan er op; hetgeen ik niet weet, eisen zij van mij.

Psalmen 101:5

Die zijn naaste in het heimelijke achterklapt; dien zal ik verdelgen; die hoog van ogen is, en trots van hart, die zal ik niet vermogen.

Exodus 20:16

Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.

Exodus 23:7

Zijt verre van valse zaken; en den onschuldige en gerechtige zult gij niet doden; want Ik zal de goddeloze niet rechtvaardigen.

Leviticus 19:11

Gij zult niet stelen, en gij zult niet liegen, noch valselijk handelen, een iegelijk tegen zijn naaste.

Leviticus 19:16

Gij zult niet wandelen als een achterklapper onder uw volken; gij zult niet staan tegen het bloed van uw naaste; Ik ben de HEERE!

Deuteronomium 5:20

En gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.

Deuteronomium 19:16-21

Wanneer een wrevelige getuige tegen iemand zal opstaan, om een afwijking tegen hem te betuigen;

Psalmen 15:3

Die met zijn tong niet achterklapt, zijn metgezellen geen kwaad doet, en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste;

Spreuken 10:18

Die den haat bedekt, is van valse lippen, en die een kwaad gerucht voortbrengt, is een zot.

Spreuken 19:5

Een vals getuige zal niet onschuldig zijn; en die leugen blaast, zal niet ontkomen.

Mattheüs 26:59-61

En de overpriesters, en de ouderlingen, en de gehele grote raad zochten valse getuigenis tegen Jezus, opdat zij Hem doden mochten; en vonden niet.

2 Samuël 16:3

Toen zeide de koning: Waar is dan de zoon uws heren? En Ziba zeide tot den koning: Zie, hij blijft te Jeruzalem, want hij zeide: Heden zal mij het huis Israels mijns vaders koninkrijk wedergeven.

2 Samuël 19:27

Daartoe heeft hij uw knecht bij mijn heer den koning valselijk aangedragen; doch mijn heer de koning is als een engel Gods; doe dan, wat goed is in uw ogen.

1 Koningen 21:10-13

En zet tegenover hem twee mannen, zonen Belials, die tegen hem getuigen, zeggende: Gij hebt God en den koning gezegend; en voert hem uit, en stenigt hem, dat hij sterve.

Psalmen 27:12

Geef mij niet over in de begeerte mijner tegenpartijders; want valse getuigen zijn tegen mij opgestaan, mitsgaders die wrevel uitblaast.

Psalmen 120:3

Wat zal U de bedriegelijke tong geven, of wat zal zij U toevoegen?

Spreuken 6:19

Een vals getuige, die leugenen blaast; en die tussen broederen krakelen inwerpt.

Spreuken 12:17

Die waarheid voortbrengt, maakt gerechtigheid bekend; maar een getuige der valsheden, bedrog.

Spreuken 17:4

De boosdoener merkt op de ongerechtige lip; een leugenaar neigt het oor tot de verkeerde tong.

Spreuken 19:9

Een vals getuige zal niet onschuldig zijn; en die leugen blaast, zal vergaan.

Spreuken 19:28

Een Belialsgetuige bespot het recht; en de mond der goddelozen slokt de ongerechtigheid in.

Spreuken 21:28

Een leugenachtig getuige zal vergaan; en een man, die hoort, zal spreken tot overwinning.

Spreuken 24:28

Wees niet zonder oorzaak getuige tegen uw naaste; want zoudt gij verleiden met uw lip?

Spreuken 25:18

Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl.

Spreuken 25:23

De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong.

Jeremia 20:10

Want ik heb gehoord de naspraak van velen, van Magor-missabib, zeggende: Geef ons te kennen, en wij zullen het te kennen geven; al mijn vredegenoten nemen acht op mijn hinking; zij zeggen: Misschien zal hij overreed worden, dan zullen wij hem overmogen, en onze wraak van hem nemen.

Mattheüs 19:18

Hij zeide tot Hem: Welke? En Jezus zeide: Deze: Gij zult niet doden; gij zult geen overspel doen; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven;

Mattheüs 28:14-15

En indien zulks komt gehoord te worden van den stadhouder, wij zullen hem tevreden stellen, en maken, dat gij zonder zorg zijt.

Lukas 3:14

En hem vraagden ook de krijgslieden, zeggende: En wij, wat zullen wij doen? En hij zeide tot hen: Doet niemand overlast, en ontvreemdt niemand het zijne met bedrog, en laat u vergenoegen met uw bezoldigingen.

Lukas 19:8

En Zacheus stond, en zeide tot den Heere: Zie, de helft van mijn goederen, Heere, geef ik den armen; en indien ik iemand iets door bedrog ontvreemd heb, dat geef ik vierdubbel weder.

Handelingen 6:11-13

Toen maakten zij mannen uit, die zeiden: Wij hebben hem horen spreken lasterlijke woorden tegen Mozes en God.

Romeinen 3:8

En zeggen wij niet liever (gelijk wij gelasterd worden, en gelijk sommigen zeggen, dat wij zeggen): Laat ons het kwade doen, opdat het goede daaruit kome? Welker verdoemenis rechtvaardig is.

Efeziërs 4:25

Daarom legt af de leugen, en spreekt de waarheid, een iegelijk met zijn naaste; want wij zijn elkanders leden.

2 Timotheüs 3:3

Zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, achterklappers, onmatig, wreed, zonder liefde tot de goeden,

1 Petrus 3:16

En hebt een goed geweten, opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zij beschaamd mogen worden, die uw goeden wandel in Christus lasteren.

Openbaring 12:10

En ik hoorde een grote stem, zeggende in den hemel: Nu is de zaligheid, en de kracht, en het koninkrijk geworden onzes Gods; en de macht van Zijn Christus; want de verklager onzer broederen, die hen verklaagde voor onzen God dag en nacht is nedergeworpen.

Public domain

New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org