2 En de HEERE zeide tot mij: Deze poort zal toegesloten zijn, zij zal niet geopend worden, noch iemand door dezelve ingaan, omdat de HEERE, de God Israels, door dezelve is ingegaan; daarom zal zij toegesloten zijn.
2 The Lord said to me, “This gate shall be shut; it shall not be opened, and no one shall enter by it, for the Lord God of Israel has entered by it; therefore it shall be shut.
3 De vorst, de vorst, die zal in dezelve zitten, om brood te eten voor het aangezicht des HEEREN; door den weg van het voorhuis der poort zal hij ingaan, en door den weg van hetzelve zal hij uitgaan.
3 As for the prince, he shall sit in it as prince to eat bread before the Lord; he shall enter by way of the porch of the gate and shall go out by the same way.”
4 Daarna bracht hij mij den weg der noorderpoort, voor aan het huis; en ik zag, en ziet, de heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld; toen viel ik op mijn aangezicht.
4 Then He brought me by way of the north gate to the front of the house; and I looked, and behold, the glory of the Lord filled the house of the Lord, and I fell on my face.
5 En de HEERE zeide tot mij: Mensenkind! zet er uw hart op, en zie met uw ogen, en hoor met uw oren alles, wat Ik met u spreken zal, van alle inzettingen van het huis des HEEREN, en van al zijn wetten; en zet uw hart op den ingang van het huis, met alle uitgangen des heiligdoms.
5 The Lord said to me, “Son of man, mark well, see with your eyes and hear with your ears all that I say to you concerning all the statutes of the house of the Lord and concerning all its laws; and mark well the entrance of the house, with all exits of the sanctuary.
7 Dewijl gijlieden vreemden hebt ingebracht, onbesnedenen van hart en onbesnedenen van vlees, om in Mijn heiligdom te zijn, om dat te ontheiligen, te weten Mijn huis; als gij Mijn brood, het vette en het bloed offerdet, en zij Mijn verbond verbraken, nevens al uw gruwelen.
7 when you brought in foreigners, uncircumcised in heart and uncircumcised in flesh, to be in My sanctuary to profane it, even My house, when you offered My food, the fat and the blood; for they made My covenant void—this in addition to all your abominations.
9 Alzo zegt de Heere HEERE: Geen vreemde, onbesneden van hart, en onbesneden van vlees, zal in Mijn heiligdom ingaan, van enigen vreemde, die in het midden der kinderen Israels is.
9 ‘Thus says the Lord God, “No foreigner uncircumcised in heart and uncircumcised in flesh, of all the foreigners who are among the sons of Israel, shall enter My sanctuary.
10 Maar de Levieten, die verre van Mij geweken zijn, als Israel ging dolen, die van Mij zijn afgedwaald, hun drekgoden achterna, zullen wel hun ongerechtigheid dragen;
10 But the Levites who went far from Me when Israel went astray, who went astray from Me after their idols, shall bear the punishment for their iniquity.
11 Nochtans zullen zij in Mijn heiligdom bedienaars zijn, in de ambten aan de poorten van het huis, en zij zullen het huis bedienen; zij zullen het brandoffer en het slachtoffer voor het volk slachten, en zullen voor hun aangezicht staan, om hen te dienen;
11 Yet they shall be ministers in My sanctuary, having oversight at the gates of the house and ministering in the house; they shall slaughter the burnt offering and the sacrifice for the people, and they shall stand before them to minister to them.
12 Omdat zij henlieden gediend hebben voor het aangezicht hunner drekgoden, en den huize Israels tot een aanstoot der ongerechtigheid geweest zijn, daarom heb Ik Mijn hand tegen hen opgeheven, spreekt de Heere HEERE, dat zij hun ongerechtigheid zullen dragen.
12 Because they ministered to them before their idols and became a stumbling block of iniquity to the house of Israel, therefore I have sworn against them,” declares the Lord God, “that they shall bear the punishment for their iniquity.
13 En zij zullen tot Mij niet naderen, om Mij het priesterambt te bedienen, en om te naderen tot al Mijn heilige dingen, tot de allerheiligste dingen; maar zullen hun schande dragen, en hun gruwelen, die zij gedaan hebben.
13 And they shall not come near to Me to serve as a priest to Me, nor come near to any of My holy things, to the things that are most holy; but they will bear their shame and their abominations which they have committed.
15 Maar de Levietische priesters, de kinderen van Zadok, die de wacht Mijns heiligdoms hebben waargenomen, als de kinderen Israels van Mij afdwaalden, die zullen tot Mij naderen, om Mij te dienen; en zullen voor Mijn aangezicht staan, om Mij het vette en het bloed te offeren, spreekt de Heere HEERE;
15 “But the Levitical priests, the sons of Zadok, who kept charge of My sanctuary when the sons of Israel went astray from Me, shall come near to Me to minister to Me; and they shall stand before Me to offer Me the fat and the blood,” declares the Lord God.
17 En het zal geschieden, als zij tot de poorten van het binnenste voorhof zullen ingaan, dat zij linnen klederen zullen aantrekken; maar wol zal op hen niet komen, als zij dienen in de poorten van het binnenste voorhof, en inwaarts.
17 It shall be that when they enter at the gates of the inner court, they shall be clothed with linen garments; and wool shall not be on them while they are ministering in the gates of the inner court and in the house.
19 En als zij uitgaan tot het buitenste voorhof, namelijk tot het buitenste voorhof tot het volk, zullen zij hun klederen, in dewelke zij gediend hebben, uittrekken, en dezelve henenleggen in de heilige kameren; en zullen andere klederen aantrekken, opdat zij het volk niet heiligen met hun klederen.
19 When they go out into the outer court, into the outer court to the people, they shall put off their garments in which they have been ministering and lay them in the holy chambers; then they shall put on other garments so that they will not transmit holiness to the people with their garments.
22 Ook zullen zij zich geen weduwe of verstotene tot vrouwen nemen; maar jonge dochters van het zaad van het huis Israels, of een weduwe, die een weduwe zal geweest zijn van een priester, zullen zij nemen.
22 And they shall not marry a widow or a divorced woman but shall take virgins from the offspring of the house of Israel, or a widow who is the widow of a priest.
24 En over een twistzaak zullen zij staan om te richten; naar Mijn rechten zullen zij hen richten; en zij zullen Mijn wetten en Mijn inzettingen op al Mijn gezette hoogtijden houden, en Mijn sabbatten heiligen.
24 In a dispute they shall take their stand to judge; they shall judge it according to My ordinances. They shall also keep My laws and My statutes in all My appointed feasts and sanctify My sabbaths.
25 Ook zal geen van hen tot een doden mens ingaan, dat hij onrein worde; maar om een vader, of om een moeder, of om een zoon, of om een dochter, om een broeder of om een zuster, die geens mans geweest is, zullen zij zich mogen verontreinigen.
25 They shall not go to a dead person to defile themselves; however, for father, for mother, for son, for daughter, for brother, or for a sister who has not had a husband, they may defile themselves.
27 En ten dage, als hij in het heilige zal ingaan, in het binnenste voorhof, om in het heilige te dienen, zal hij zijn zondoffer offeren, spreekt de Heere HEERE.
27 On the day that he goes into the sanctuary, into the inner court to minister in the sanctuary, he shall offer his sin offering,” declares the Lord God.
30 En de eerstelingen van alle eerste vruchten van alles, en alle hefoffer van alles, van al uw hefofferen, zullen der priesteren zijn; ook zult gij de eerstelingen van uw deeg den priester geven, om den zegen op uw huis te doen rusten.
30 The first of all the first fruits of every kind and every contribution of every kind, from all your contributions, shall be for the priests; you shall also give to the priest the first of your dough to cause a blessing to rest on your house.