Parallel Verses
Dutch Staten Vertaling
En niemand verdrukt, het pand niet behoudt, en geen roof rooft, zijn brood den hongerige geeft, en den naakte met kleding bedekt;
New American Standard Bible
or oppress anyone, or retain a pledge, or commit robbery, but he gives his bread to the hungry and covers the naked with clothing,
Onderwerpen
Kruisreferenties
Ezechiël 18:7
En niemand verdrukt, den schuldenaar zijn pand wedergeeft, geen roof rooft, den hongerige zijn brood geeft, en den naakte met kleding bedekt;
Job 22:7
Den moede hebt gij geen water te drinken gegeven, en van den hongerige hebt gij het brood onthouden.
Job 31:19
Zo ik iemand heb zien omkomen, omdat hij zonder kleding was, en dat de nooddruftige geen deksel had;
Psalmen 41:1
Een psalm van David, voor den opperzangmeester. (1a) Welgelukzalig is hij, die zich verstandiglijk gedraagt jegens een ellendige; de HEERE zal hem bevrijden ten dage des kwaads.
Spreuken 22:9
Die goed van oog is, die zal gezegend worden; want hij heeft van zijn brood den armen gegeven.
Spreuken 25:21
Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken;
Spreuken 31:20
Caph. Zij breidt haar handpalm uit tot den ellendige; en zij steekt haar handen uit tot den nooddruftige.
Prediker 11:1-2
Werp uw brood uit op het water, want gij zult het vinden na vele dagen.
Jesaja 58:7-10
Is het niet, dat gij den hongerige uw brood mededeelt, en de armen, verdrevenen in huis brengt? Als gij een naakte ziet, dat gij hem dekt, en dat gij u voor uw vlees niet verbergt?
Lukas 11:41
Doch geeft tot aalmoes, hetgeen daarin is; en ziet, alles is u rein.
Lukas 14:13
Maar wanneer gij een maaltijd zult houden, zo nood armen, verminkten, kreupelen, blinden;
Vers Info
Context Lezingen
15 Niet eet op de bergen, noch zijn ogen opheft tot de drekgoden van het huis Israels, de huisvrouw zijns naasten niet verontreinigt; 16 En niemand verdrukt, het pand niet behoudt, en geen roof rooft, zijn brood den hongerige geeft, en den naakte met kleding bedekt; 17 Zijn hand van den ellendige afhoudt, geen woeker noch overwinst neemt, Mijn rechten doet, en in Mijn inzettingen wandelt; die zal niet sterven om de ongerechtigheid zijns vaders; hij zal gewisselijk leven.