25
En Methusalach leefde honderd zeven en tachtig jaren, en hij gewon Lamech.
26 En Methusalach leefde, nadat hij Lamech gewonnen had, zevenhonderd twee en tachtig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
27
Zo waren al de dagen van Methusalach negenhonderd negen en zestig jaren; en hij stierf.