Parallel Verses
Dutch Staten Vertaling
Welgelukzalig is de mens, die zulks doet, en des mensen kind, dat daaraan vasthoudt; die den sabbat houdt, zodat gij dien niet ontheiligt, en die zijn hand bewaart van enig kwaad te doen.
New American Standard Bible
"How blessed is the man who does this, And the son of man who takes hold of it; Who keeps from profaning the sabbath, And keeps his hand from doing any evil."
Onderwerpen
Kruisreferenties
Jesaja 58:13
Indien gij uw voet van den sabbat afkeert, van te doen uw lust op Mijn heiligen dag; en indien gij den sabbat noemt een verlustiging, opdat de HEERE geheiligd worde, Die te eren is; en indien gij dien eert, dat gij uw wegen niet doet, en uw eigen lust niet vindt, noch een woord daarvan spreekt;
Exodus 31:13-16
Gij nu, spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Gij zult evenwel mijn sabbatten onderhouden; want dit is een teken tussen Mij en tussen ulieden, bij uw geslachten; opdat men wete, dat Ik de HEERE ben, Die u heilige.
Psalmen 112:1
Hallelujah! Aleph. Welgelukzalig is de man, die den HEERE vreest; Beth. die groten lust heeft in Zijn geboden.
Jesaja 56:4
Want alzo zegt de HEERE van de gesnedenen, die Mijn sabbatten houden, en verkiezen hetgeen, waartoe Ik lust heb, en vasthouden aan Mijn verbond;
Jeremia 17:21-22
Zo zegt de HEERE: Wacht u op uw zielen, en draagt geen last op den sabbatdag, noch brengt in door de poorten van Jeruzalem.
Ezechiël 20:12
Daartoe ook gaf Ik hun Mijn sabbatten, om een teken te zijn tussen Mij en tussen hen, opdat zij zouden weten, dat Ik de HEERE ben, Die hen heilige.
Ezechiël 20:20
En heiligt Mijn sabbatten, en zij zullen tot een teken zijn tussen Mij en tussen ulieden, opdat gij weet, dat Ik, de HEERE, uw God ben.
Exodus 20:8
Gedenkt den sabbatdag, dat gij dien heiligt.
Exodus 20:10
Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is;
Leviticus 19:30
Gij zult Mijn sabbatten houden, en Mijn heiligdom zult gij vrezen; Ik ben de HEERE!
Nehemia 13:17
Zo twistte ik met de edelen van Juda, en zeide tot hen: Wat voor een boos ding is dit, dat gijlieden doet, en ontheiligt den sabbatdag?
Psalmen 1:1-3
Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in de raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters;
Psalmen 15:1-5
Een psalm van David. HEERE, wie zal verkeren in Uw tent? Wie zal wonen op den berg Uwer heiligheid?
Psalmen 34:14
Samech. Wijk af van het kwaad, en doe het goede; zoek den vrede, en jaag dien na.
Psalmen 37:27
Samech. Wijk af van het kwade, en doe het goede, en woon in eeuwigheid.
Psalmen 106:3
Welgelukzalig zijn zij, die het recht onderhouden, die te aller tijd gerechtigheid doet.
Psalmen 119:1-5
Aleph. Welgelukzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet des HEEREN gaan.
Psalmen 119:101
Ik heb mijn voeten geweerd van alle kwade paden, opdat ik Uw woord zou onderhouden.
Psalmen 128:1
Een lied Hammaaloth. Welgelukzalig is een iegelijk, die den HEERE vreest, die in Zijn wegen wandelt.
Spreuken 4:13
Grijp de tucht aan, laat niet af; bewaar ze, want zij is uw leven.
Spreuken 4:27
Wijk niet ter rechter hand of ter linkerhand, wend uw voet af van het kwade.
Spreuken 14:16
De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos.
Spreuken 16:6
Door goedertierenheid en trouw wordt de misdaad verzoend; en door de vreze des HEEREN wijkt men af van het kwade.
Spreuken 16:17
De baan der oprechten is van het kwaad af te wijken; hij behoedt zijn ziel, die zijn weg bewaart.
Prediker 7:18
Het is goed, dat gij daaraan vasthoudt, en trek ook uw hand van dit niet af; want die God vreest, dien ontgaat dat al.
Jesaja 56:6
En de vreemden, die zich tot den HEERE voegen, om Hem te dienen, en om den Naam des HEEREN lief te hebben, om Hem tot knechten te zijn; al wie den sabbat houdt, dat hij dien niet ontheilige, en die aan Mijn verbond vasthouden;
Lukas 11:28
Maar Hij zeide: Ja, zalig zijn degenen, die het Woord Gods horen, en hetzelve bewaren.
Lukas 12:43
Zalig is de dienstknecht, welken zijn heer, als hij komt, zal vinden, alzo doende.
Johannes 13:17
Indien gij deze dingen weet, zalig zijt gij, zo gij dezelve doet.
Romeinen 12:9
De liefde zij ongeveinsd. Hebt een afkeer van het boze, en hangt het goede aan.
Openbaring 22:14
Zalig zijn zij, die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan den boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad.