Parallel Verses

Dutch Staten Vertaling

Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld; en rijken heeft Hij ledig weggezonden.

New American Standard Bible

"HE HAS FILLED THE HUNGRY WITH GOOD THINGS; And sent away the rich empty-handed.

Kruisreferenties

Lukas 6:21

Zalig zijt gij, die nu hongert; want gij zult verzadigd worden. Zalig zijt gij, die nu weent; want gij zult lachen.

Psalmen 34:10

Caph. De jonge leeuwen lijden armoede, en hongeren; maar die den HEERE zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed.

Psalmen 107:8-9

Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen.

Mattheüs 5:6

Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden.

Lukas 6:24

Maar wee u, gij rijken, want gij hebt uw troost weg.

1 Samuël 2:5

Die verzadigd waren, hebben zich verhuurd om brood, en die hongerig waren, zijn het niet meer; totdat de onvruchtbare zeven heeft gebaard, en die vele kinderen had, krachteloos is geworden.

Psalmen 146:7

Die den verdrukte recht doet, Die den hongerige brood geeft; de HEERE maakt de gevangenen los.

Ezechiël 34:29

En Ik zal hun een plant van naam verwekken; en zij zullen niet meer weggeraapt worden door honger in het land, en den smaad der heidenen niet meer dragen.

Lukas 16:19-25

En er was een zeker rijk mens, en was gekleed met purper en zeer fijn lijnwaad, levende allen dag vrolijk en prachtig.

Lukas 18:11-14

De Farizeer, staande, bad dit bij zichzelven: O God! ik dank U, dat ik niet ben gelijk de anderen mensen, rovers, onrechtvaardigen, overspelers; of ook gelijk deze tollenaar.

Lukas 18:24-25

Jezus nu, ziende, dat hij geheel droevig geworden was, zeide: Hoe bezwaarlijk zullen degenen, die goed hebben, in het Koninkrijk Gods ingaan!

Johannes 6:11-13

En Jezus nam de broden, en gedankt hebbende, deelde Hij ze den discipelen, en de discipelen dengenen, die nedergezeten waren; desgelijks ook van de visjes, zoveel zij wilden.

Johannes 6:35

En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.

1 Corinthiërs 1:26

Want gij ziet uw roeping, broeders, dat gij niet vele wijzen zijt naar het vlees, niet vele machtigen, niet vele edelen.

1 Corinthiërs 4:8

Alrede zijt gij verzadigd, alrede zijt gij rijk geworden, zonder ons hebt gij geheerst; en och, of gij heerstet, opdat ook wij met u heersen mochten!

Jakobus 2:5-6

Hoort, mijn geliefde broeders, heeft God niet uitverkoren de armen dezer wereld, om rijk te zijn in het geloof, en erfgenamen des Koninkrijks, hetwelk Hij belooft dengenen, die Hem liefhebben?

Jakobus 5:1-6

Welaan nu, gij rijken, weent en huilt over uw ellendigheden, die over u komen.

Openbaring 3:17-18

Want gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt.

Openbaring 7:16-17

Zij zullen niet meer hongeren, en zullen niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte.

Lukas 12:16-21

En Hij zeide tot hen een gelijkenis, en sprak: Eens rijken mensen land had wel gedragen;

Public domain

New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org