Most Popular Bible Verses in Handelingen 13



Handelingen Rank:

28

En er waren te Antiochie, in de Gemeente, die daar was, enige profeten en leraars, namelijk Barnabas, en Simeon, genaamd Niger, en Lucius van Cyrene, en Manahen, die met Herodes den viervorst opgevoed was, en Saulus.

77

Als nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich, en prezen het Woord des Heeren; en er geloofden zovelen, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven.

132

En zij, van Perge het land doorgaande, kwamen te Antiochie, een stad in Pisidie; en gegaan zijnde in de synagoge op den dag des sabbats, zaten zij neder.

157

En dezen afgezet hebbende, verwekte Hij hun David tot een koning; denwelken Hij ook getuigenis gaf, en zeide: Ik heb gevonden David, den zoon van Jesse; een man naar Mijn hart, die al Mijn wil zal doen.

220

En heeft omtrent den tijd van veertig jaren hun zeden verdragen in de woestijn.

225

De God van dit volk Israel heeft onze vaderen uitverkoren, en het volk verhoogd, als zij vreemdelingen waren in het land Egypte, en heeft hen met een hogen arm daaruit geleid.

263

En van toen aan begeerden zij een koning; en God gaf hun Saul, den zoon van Kis, een man uit den stam van Benjamin, veertig jaren.

268

En daarna omtrent vierhonderd en vijftig jaren, gaf Hij hun rechters, tot op Samuel, den profeet.

272

En zeven volken uitgeroeid hebbende in het land Kanaan, heeft Hij hun door het lot het land derzelve uitgedeeld.

302

Doch als Johannes den loop vervulde, zeide hij: Wien meent gijlieden, dat ik ben? Ik ben de Christus niet; maar ziet, Hij komt na mij, Wien ik niet waardig ben de schoenen Zijner voeten te ontbinden.

334

Want die te Jeruzalem wonen, en hun oversten, Dezen niet kennende, hebben ook de stemmen der profeten, die op elken sabbat dag gelezen worden, Hem veroordelende, vervuld;

338

Als Johannes eerst al den volke Israels voor Zijn aankomst, gepredikt had den doop der bekering.

431

En Paulus, en die met hem waren, van Pafos afgevaren zijnde, kwamen te Perge, een stad in Pamfylie. Maar Johannes, van hen scheidende, keerde weder naar Jeruzalem.

433

Maar Paulus en Barnabas, vrijmoedigheid gebruikende, zeiden: Het was nodig, dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou worden; doch nademaal gij hetzelve verstoot, en uzelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, ziet, wij keren ons tot de heidenen.

443

En gekomen zijnde te Salamis, verkondigden zij het woord Gods in de synagogen der Joden; en zij hadden ook Johannes tot een dienaar.

464

Maar God heeft Hem uit de doden opgewekt;

471

En als zij het eiland doorgegaan waren tot Pafos toe, vonden zij een zekeren tovenaar, een valse profeet, een Jood, wiens naam was Bar-Jezus;

503

En na het lezen der wet en der profeten, zonden de oversten der synagogen tot hen, zeggende: Mannen broeders, indien er enig woord van vertroosting tot het volk in u is, zo spreekt.

512

Waarom hij ook in een anderen psalm zegt: Gij zult Uw Heilige niet over geven, om verderving te zien.

533

En dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt, alzo dat Hij niet meer zal tot verderving keren, heeft Hij aldus gezegd: Ik zal ulieden de weldadigheden Davids geven, die getrouw zijn;

536

Dezen dan, uitgezonden zijnde van den Heiligen Geest, kwamen af tot Seleucie, en van daar scheepten zij af naar Cyprus.

549

En nu zie, de hand des Heeren is tegen u, en gij zult blind zijn, en de zon niet zien voor een tijd. En van stonde aan viel op hem donkerheid en duisternis: en rondom gaande, zocht hij, die hem met de hand mochten leiden.

553

En als de synagoge gescheiden was, volgden velen van de Joden en van de godsdienstige Jodengenoten Paulus en Barnabas; welke tot hen spraken, en hen vermaanden te blijven bij de genade Gods.

554

Welke gezien is geweest, vele dagen lang, van degenen, die met Hem opgekomen waren van Galilea tot Jeruzalem, die Zijn getuigen zijn bij het volk.

557

En als zij alles volbracht hadden, wat van Hem geschreven was, namen zij Hem af van het hout, en legden Hem in het graf.

600

Welke was bij den stadhouder Sergius Paulus, een verstandigen man. Deze, Barnabas en Saulus tot zich geroepen hebbende, zocht zeer het Woord Gods te horen.

606

Ziet, gij verachters, en verwondert u, en verdwijnt; want Ik werk een werk in uw dagen, een werk, hetwelk gij niet zult geloven, zo het u iemand verhaalt.

623

En Paulus stond op, en wenkte met de hand, en zeide: Gij Israelietische mannen, en gij, die God vreest, hoort toe.

638

Maar Elymas, de tovenaar (want alzo wordt zijn naam overgezet), wederstond hen, zoekende den stadhouder van het geloof af te keren.

646

O gij kind des duivels, vol van alle bedrog, en van alle arglistigheid, vijand van alle gerechtigheid, zult gij niet ophouden te verkeren de rechte wegen des Heeren?

650

Maar de Joden maakten op de godsdienstige en eerlijke vrouwen, en de voornaamsten van de stad, en verwekten vervolging tegen Paulus en Barnabas, en wierpen ze uit hun landpalen.

675

En als de Joden uitgegaan waren uit de synagoge, baden de heidenen, dat tegen den naasten sabbat hun dezelfde woorden zouden gesproken worden.

683

Want David, als hij in zijn tijd den raad Gods gediend had, is ontslapen, en is bij zijn vaderen gelegd; en heeft wel verderving gezien;

697

En geen oorzaak des doods vindende, hebben zij van Pilatus begeerd, dat Hij zou gedood worden.

722

Mannen broeders, kinderen van het geslacht Abrahams, en die onder u God vrezen, tot u is het woord dezer zaligheid gezonden.

738

En wij verkondigen u de belofte, die tot de vaderen geschied is, dat namelijk God dezelve vervuld heeft aan ons, hun kinderen, als Hij Jezus verwekt heeft.

809

Als de stadhouder zag, hetgeen geschied was, toen geloofde hij, verslagen zijnde over de leer des Heeren.

828

Doch de Joden, de scharen ziende, werden met nijdigheid vervuld, en wederspraken, hetgeen van Paulus gezegd werd, wedersprekende en lasterende.

842

En op den volgenden sabbat kwam bijna de gehele stad samen, om het Woord Gods te horen.

861

Doch zij schudden het stof van hun voeten af tegen dezelve, en kwamen te Ikonium.

876

Maar Hij, Dien God opgewekt heeft, heeft geen verderving gezien.

892

Ziet dan toe, dat over ulieden niet kome, hetgeen gezegd is in de profeten: