Bidt om den vrede van Jeruzalem; wel moeten zij varen, die u beminnen.

Een lied Hammaaloth, van David. Ik verblijd mij in degenen, die tot mij zeggen: Wij zullen in het huis des HEEREN gaan.

Jeruzalem is gebouwd, als een stad, die wel samengevoegd is;

Onze voeten zijn staande in uw poorten, o Jeruzalem!

Om mijner broederen en mijner vrienden wil, zal ik nu spreken, vrede zij in u!

Vrede zij in uw vesting, welvaren in uw paleizen.

Waarheen de stammen opgaan, de stammen des HEEREN, tot de getuigenis Israels, om den Naam des HEEREN te danken.

Want daar zijn de stoelen des gerichts gezet, de stoelen van het huis van David.

Om des huizes des HEEREN, onzes Gods wil, zal ik het goede voor u zoeken.