32 Bijbelverzen over Anderen Die Oproepen

Meest relevante verzen

Genesis 27:1

En het geschiedde, als Izak oud geworden was, en zijn ogen donker geworden waren, en hij niet zien kon; toen riep hij Ezau, zijn grootsten zoon, en zeide tot hem: Mijn zoon! En hij zeide tot hem: Zie, hier ben ik!

Genesis 28:1

En Izak riep Jakob, en zegende hem; en gebood hem, en zeide tot hem: Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaan.

Genesis 31:4

Toen zond Jakob heen, en riep Rachel en Lea, op het veld tot zijn kudde;

Genesis 49:1

Daarna riep Jakob zijn zonen, en hij zeide: Verzamelt u, en ik zal u verkondigen, hetgeen u in de navolgende dagen wedervaren zal.

Exodus 12:21

Mozes dan riep al de oudsten van Israel, en zeide tot hen: Leest uit, en neemt u lammeren voor uw huisgezinnen, en slacht het pascha.

Exodus 19:7

En Mozes kwam en riep de oudsten des volks, en stelde voor hun aangezichten al deze woorden, die de HEERE hem geboden had.

Exodus 36:2

Want Mozes had geroepen Bezaleel en Aholiab, en alle man, die wijs van hart was, in wiens hart God wijsheid gegeven had, al wiens hart hem bewogen had, dat hij toetrad tot het werk, om dat te maken.

Numberi 16:12

En Mozes schikte heen, om Dathan en Abiram, de zonen van Eliab, te roepen; maar zij zeiden: Wij zullen niet opkomen!

Exodus 2:8

En de dochter van Farao zeide tot haar: Ga heen. En de jonge maagd ging, en riep des knechtjes moeder.

1 Samuël 3:5

En hij liep tot Eli en zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Doch hij zeide: Ik heb niet geroepen, keer weder, leg u neder. En hij ging heen en legde zich neder.

1 Samuël 3:6

Toen riep de HEERE Samuel wederom; en Samuel stond op; en ging tot Eli, en zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Hij dan zeide: Ik heb u niet geroepen, mijn zoon; keer weder, leg u neder.

1 Samuël 3:8

Toen riep de HEERE Samuel wederom, ten derde maal; en hij stond op, en ging tot Eli, en zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Toen verstond Eli, dat de HEERE den jongeling riep.

1 Samuël 3:16

Toen riep Eli Samuel, en zeide: Mijn zoon Samuel! Hij dan zeide: Zie, hier ben ik.

Markus 15:44

En Pilatus verwonderde zich, dat Hij alrede gestorven was; en den hoofdman over honderd tot zich geroepen hebbende, vraagde hem, of Hij lang gestorven was.

2 Samuël 14:29

Daarom zond Absalom tot Joab, dat hij hem tot den koning zond; maar hij wilde niet tot hem komen. Zo zond hij nog ten anderen male; evenwel wilde hij niet komen.

2 Samuël 14:32

En Absalom zeide tot Joab: Zie, ik heb tot u gezonden, zeggende: Kom herwaarts, dat ik u tot den koning zende, om te zeggen: Waarom ben ik van Gesur gekomen? Het ware mij goed, dat ik nog daar ware; nu dan, laat mij het aangezicht des konings zien; is er dan nog een misdaad in mij, zo dode hij mij.

2 Samuël 17:5

Doch Absalom zeide: Roep toch ook Husai, den Archiet, en laat ons horen, wat hij ook zegt.

1 Koningen 12:3

Dat zij henen zonden, en lieten hem roepen; en Jerobeam en de ganse gemeente van Israel kwamen en spraken tot Rehabeam, zeggende:

2 Koningen 4:12

Toen zeide hij tot zijn jongen Gehazi: Roep deze Sunamietische. En als hij ze geroepen had, stond zij voor zijn aangezicht.

2 Koningen 4:15

Daarom had hij gezegd: Roep haar. En als hij ze geroepen had, stond zij in de deur.)

2 Koningen 4:36

En hij riep Gehazi, en zeide: Roep deze Sunamietische. En hij riep ze, en zij kwam tot hem; en hij zeide: Neem uw zoon op.

Esther 2:14

Des avonds ging zij daarin, en des morgens ging zij weder naar het tweede huis der vrouwen, onder de hand van Saasgaz, den kamerling des konings, bewaarder der bijwijven, zij kwam niet weder tot den koning, ten ware de koning lust tot haar had, en zij bij name geroepen werd.

Hosea 11:2

Maar gelijk zij henlieden riepen, alzo gingen zij van hun aangezicht weg; zij offerden den Baals, en rookten den gesnedenen beelden.

Mattheüs 18:32

Toen heeft hem zijn heer tot zich geroepen, en zeide tot hem: Gij boze dienstknecht, al die schuld heb ik u kwijtgescholden, dewijl gij mij gebeden hebt;

Mattheüs 20:8

Als het nu avond geworden was, zeide de heer des wijngaards, tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders, en geef hun het loon, beginnende van de laatsten tot de eersten.

Markus 3:31

Zo kwamen dan Zijn broeders en Zijn moeder; en buiten staande, zonden zij tot Hem, en riepen Hem.

Lukas 16:2

En hij riep hem, en zeide tot hem: Hoe hoor ik dit van u? Geef rekenschap van uw rentmeesterschap; want gij zult niet meer kunnen rentmeester zijn.

Lukas 19:15

En het geschiedde, toen hij wederkwam, als hij het koninkrijk ontvangen had, dat hij zeide, dat die dienstknechten tot hem zouden geroepen worden, wien hij het geld gegeven had; opdat hij weten mocht, wat een iegelijk met handelen gewonnen had.

Johannes 4:16

Jezus zeide tot haar: Ga heen, roep uw man, en kom hier.

Johannes 9:24

Zij dan riepen voor de tweede maal den mens, die blind geweest was, en zeiden tot hem: Geef God de eer; wij weten, dat deze Mens een zondaar is.

Johannes 11:28

En dit gezegd hebbende, ging zij heen, en riep Maria, haar zuster, heimelijk, zeggende: De Meester is daar, en Hij roept u.

Handelingen 9:41

En hij gaf haar de hand, en richtte haar op, en de heiligen en de weduwen geroepen hebbende, stelde hij haar levend voor hen.

Never miss a post

Public domain