9 Bijbelverzen over Armbanden

Meest relevante verzen

Ezechiël 16:10-13

Ik bekleedde u ook met gestikt werk, en Ik schoeide u met dassenvellen, en omgordde u met fijn linnen, en bedekte u met zijde. Ook versierde Ik u met sieraad, en deed armringen aan uw handen, en een keten aan uw hals. Desgelijks deed Ik een voorhoofdsiersel aan uw aangezicht, en oorringen aan uw oren, en een kroon der heerlijkheid op uw hoofd.meer informatie
Zo waart gij versierd met goud en zilver, en uw kleding was fijn linnen, en zijde, en gestikt werk; gij at meelbloem, en honig, en olie, en gij waart gans zeer schoon, en waart voorspoedig, dat gij een koninkrijk werdt.

Genesis 24:22-31

En het geschiedde, als de kemelen voleindigd hadden te drinken, dat die man een gouden voorhoofdsiersel nam, welks gewicht was een halve sikkel, en twee armringen aan haar handen, welker gewicht was tien sikkelen gouds. Want hij had gezegd: Wiens dochter zijt gij? geef het mij toch te kennen; is er ook ten huize uws vaders plaats voor ons, om te vernachten? En zij had tot hem gezegd: Ik ben de dochter van Bethuel, de zoon van Milka, die zij Nahor gebaard heeft.meer informatie
Voorts had zij tot hem gezegd: Ook is er stro en veel voeders bij ons, ook plaats om te vernachten. Toen neigde die man zijn hoofd, en aanbad den HEERE; En hij zeide: Geloofd zij de HEERE, de God van mijn heer Abraham, Die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de HEERE heeft mij op dezen weg geleid, ten huize van mijns heren broederen. En die jonge dochter liep, en gaf ten huize harer moeder te kennen, gelijk deze zaken waren. En Rebekka had een broeder, wiens naam was Laban; en Laban liep tot die man naar buiten tot de fontein. En het geschiedde, als hij dat voorhoofdsiersel gezien had, en de armringen aan de handen zijner zuster; en als hij gehoord had de woorden zijner zuster Rebekka, zeggende: Alzo heeft die man tot mij gesproken, zo kwam hij tot dien man, en ziet, hij stond bij de kemelen, bij de fontein. En hij zeide: Kom in, gij, gezegende des HEEREN! waarom zoudt gij buiten staan? want ik heb het huis bereid, en de plaats voor de kemelen.

Numberi 31:50

Daarom hebben wij een offerande des HEEREN gebracht, een ieder wat hij gekregen heeft, een gouden vat, een keten, of een armring, een vingerring, een oorring, of een afhangenden gordel, om voor onze zielen verzoening te doen voor het aangezicht des HEEREN.

2 Samuël 1:10

Zo stond ik bij hem, en doodde hem; want ik wist, dat hij na zijn val niet leven zou; en ik nam de kroon, die op zijn hoofd was, en het armgesmijde, dat aan zijn arm was, en heb ze hier tot mijn heer gebracht.

Jesaja 3:18-23

Ten zelfden dage zal de HEERE wegnemen het sieraad der kousebanden, en de netjes, en de maantjes. De reukdoosjes, en de kleine ketentjes, en de glinsterende kledingen, De hoofdkroning, en de armversierselen, en de bindselen, en de reukballetjes, en de oorringen,meer informatie
De ringen en de voorhoofdsierselen, De wisselklederen, en de manteltjes, en de hoedjes, en de buidels, De spiegels, en de fijn-linnen deksels, en de hulledoeken, en de sluiers.

Ezechiël 23:42

Als nu het geruis der menigte daarop stil was, zo zonden zij tot mannen uit de menigte der mensen, en daar werden wijnzuipers aangebracht uit de woestijn; die deden armringen aan haar handen, en een sierlijke kroon op haar hoofden.

Ezechiël 16:11

Ook versierde Ik u met sieraad, en deed armringen aan uw handen, en een keten aan uw hals.

Genesis 24:22

En het geschiedde, als de kemelen voleindigd hadden te drinken, dat die man een gouden voorhoofdsiersel nam, welks gewicht was een halve sikkel, en twee armringen aan haar handen, welker gewicht was tien sikkelen gouds.

Jesaja 3:19

De reukdoosjes, en de kleine ketentjes, en de glinsterende kledingen,

Never miss a post

Public domain