22 Bijbelverzen over God Ziet Alle Mensen

Meest relevante verzen

Psalmen 14:2

De HEERE heeft uit den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht.

Psalmen 53:2

God heeft van den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht.

Zacharia 9:1

De last van het woord des HEEREN over het land Chadrach en Damaskus, deszelfs rust; want de HEERE heeft een oog over den mens, gelijk over al de stammen Israels.

Psalmen 66:7

Hij heerst eeuwiglijk met Zijn macht; Zijn ogen houden wacht over de heidenen; laat de afvalligen niet verhoogd worden. Sela.

Job 24:23

Stelt hem God in gerustigheid, zo steunt hij daarop; nochtans zijn Zijn ogen op hun wegen.

Genesis 16:14

Daarom noemde men dien put, den put Lachai-Roi; ziet, hij is tussen Kades en tussen Bered.

Job 31:4

Ziet Hij niet mijn wegen, en telt Hij niet al mijn treden?

Job 33:11

Hij legt mijn voeten in den stok; Hij neemt al mijn paden waar.

Psalmen 11:4

De HEERE is in het paleis Zijner heiligheid, des HEEREN troon is in den hemel; Zijn ogen aanschouwen, Zijn oogleden proeven de mensenkinderen.

Psalmen 33:14

Hij ziet uit van Zijn vaste woonplaats op alle inwoners der aarde.

Spreuken 5:21

Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen.

Jeremia 32:19

Groot van raad en machtig van daad; want Uw ogen zijn open over alle wegen der mensenkinderen, om een iegelijk te geven naar zijn wegen, en naar de vrucht zijner handelingen.

Job 7:20

Heb ik gezondigd, wat zal ik U doen, o Mensenhoeder? Waarom hebt Gij mij U tot een tegenloop gesteld, dat ik mijzelven tot een last zij?

Job 7:19

Hoe lang keert Gij U niet af van mij, en laat niet van mij af, totdat ik mijn speeksel inzwelge?

Job 13:27

Gij legt ook mijn voeten in den stok, en neemt waar al mijn paden; Gij drukt U in de wortelen mijner voeten,

Job 16:9

Zijn toorn verscheurt, en Hij haat mij; Hij knerst over mij met Zijn tanden; mijn wederpartijder scherpt zijn ogen tegen mij.

2 Corinthiër 12:19

Meent gij wederom, dat wij ons bij u verontschuldigen? Wij spreken in de tegenwoordigheid van God in Christus; en dit alles, geliefden, tot uw stichting.

Never miss a post

Public domain