10 Bijbelvers over Kampen
Meest relevante verzen
En drie uit de dertig hoofden togen af naar den rotssteen tot David in de spelonk van Adullam; en het leger der Filistijnen had zich gelegerd in het dal Refaim.
En Uria zeide tot David: De ark, en Israel, en Juda blijven in de tenten; en mijn heer Joab, en de knechten mijns heren zijn gelegerd op het open veld, en zou ik in mijn huis gaan, om te eten en te drinken, en bij mijn huisvrouw te liggen? Zo waarachtig als gij leeft en uw ziel leeft, indien ik deze zaak doen zal!
Alzo reisden zij uit Sukkoth; en zij legerden zich in Etham, aan het einde der woestijn.
Toen nu Jethro, Mozes' schoonvader, met zijn zonen en zijn huisvrouw, tot Mozes kwam, in de woestijn, aan den berg Gods, waar hij zich gelegerd had,
Toen werden verzameld en kwamen op, vijf koningen der Amorieten, de koning van Jeruzalem, de koning van Hebron, de koning van Jarmuth, de koning van Lachis, de koning van Eglon, zij en al hun legers; en zij belegerden Gibeon, en krijgden tegen haar.
Toen toog Jozua voort, en gans Israel met hem, van Libna naar Lachis; en hij belegerde haar en krijgde tegen haar.
En Jozua trok voort van Lachis naar Eglon, en gans Israel met hem; en zij belegerden haar en krijgden tegen haar.
En zij verreisden van Elim, en legerden zich aan de Schelfzee. En zij verreisden van de Schelfzee, en legerden zich in de woestijn Sin. En zij verreisden uit de woestijn Sin, en zij legerden zich in Dofka.meer informatie
En zij verreisden van Dofka, en legerden zich in Aluz. En zij verreisden van Aluz, en legerden zich in Rafidim; doch daar was geen water voor het volk, om te drinken. En zij verreisden van Rafidim, en legerden zich in de woestijn van Sinai. En zij verreisden uit de woestijn van Sinai, en legerden zich in Kibroth-Thaava. En zij verreisden van Kibroth-Thaava, en legerden zich in Hazeroth. En zij verreisden van Hazeroth, en legerden zich in Rithma. En zij verreisden van Rithma, en legerden zich in Rimmon-Perez. En zij verreisden van Rimmon-Perez, en legerden zich in Libna. En zij verreisden van Libna, en legerden zich in Rissa. En zij verreisden van Rissa, en legerden zich in Kehelatha. En zij verreisden van Kehelatha, en legerden zich in het gebergte van Safer. En zij verreisden van het gebergte Safer, en legerden zich in Harada. En zij verreisden van Harada, en legerden zich in Makheloth. En zij verreisden van Makheloth, en legerden zich in Tachath. En zij verreisden van Tachath, en legerden zich in Tharah. En zij verreisden van Tharah, en legerden zich in Mithka. En zij verreisden van Mithka, en legerden zich in Hasmona. En zij verreisden van Hasmona, en legerden zich in Moseroth. En zij verreisden van Moseroth, en legerden zich in Bene-Jaakan. En zij verreisden van Bene-Jaakan, en legerden zich in Hor-Gidgad. En zij verreisden van Hor-gidgad, en legerden zich in Jotbatha. En zij verreisden van Jotbatha, en legerden zich in Abrona. En zij verreisden van Abrona, en legerden zich in Ezeon-Geber. En zij verreisden van Ezeon-Geber, en legerden zich in de woestijn Zin, dat is Kades. En zij verreisden van Kades, en legerden zich aan den berg Hor, aan het einde des lands van Edom. Toen ging de priester Aaron op den berg Hor, naar den mond des HEEREN, en stierf aldaar, in het veertigste jaar na den uittocht van de kinderen Israels uit Egypteland, in de vijfde maand, op den eersten der maand. Aaron nu was honderd drie en twintig jaren oud, als hij stierf op den berg Hor. En de Kanaaniet, de koning van Harad, die in het zuiden woonde in het land Kanaan, hoorde, dat de kinderen Israels aankwamen. En zij verreisden van den berg Hor, en legerden zich in Zalmona. En zij verreisden van Zalmona, en legerden zich in Funon. En zij verreisden van Funon, en legerden zich in Oboth. En zij verreisden van Oboth, en legerden zich aan de heuvelen van Abarim, in de landpale van Moab. En zij verreisden van de heuvelen van Abarim, en legerden zich in Dibon-Gad. En zij verreisden van Dibon-Gad, en legerden zich in Almon-Diblathaim. En zij verreisden van Almon-Diblathaim, en legerden zich in de bergen Abarim, tegen Nebo. En zij verreisden van de bergen Abarim, en legerden zich in de vlakke velden der Moabieten, aan de Jordaan van Jericho. En zij legerden zich aan de Jordaan van Beth-Jesimoth, tot aan Abel-Sittim, in de vlakke velden der Moabieten.
Toen toog Nahas, de Ammoniet, op, en belegerde Jabes in Gilead. En al de mannen van Jabes zeiden tot Nahas: Maak een verbond met ons, zo zullen wij u dienen.
Onderwerpen over Kampen
Kampen, Onreine Dingen
Leviticus 13:46Al de dagen, in welke deze plaag aan hem zal zijn, zal hij onrein zijn; onrein is hij, hij zal alleen wonen; buiten het leger zal zijn woning wezen.