38 Bijbelvers over Kwaad Dat Spreekt
Meest relevante verzen
Zo legt dan af alle kwaadheid, en alle bedrog, en geveinsdheid, en nijdigheid, en alle achterklappingen;
Want er zijn ook vele ongeregelden, ijdelheidsprekers en verleiders van zinnen, inzonderheid die uit de besnijdenis zijn; Welken men moet den mond stoppen, die gehele huizen verkeren, lerende wat niet behoort, om vuil gewins wil.
Dat zij niemand lasteren, geen vechters zijn, maar bescheiden zijn, alle zachtmoedigheid bewijzende jegens alle mensen.
Indien iemand onder u dunkt, dat hij godsdienstig is, en hij zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart verleidt, dezes godsdienst is ijdel.
Zijn mond is vol van vloek, en bedriegerijen, en list; onder zijn tong is moeite en ongerechtigheid.
Verberg mij voor den heimelijken raad der boosdoeners, voor de oproerigheid van de werkers der ongerechtigheid. Die hun tong scherpen als een zwaard, een bitter woord aanleggen als hun pijl; Om in verborgen plaatsen den oprechte te schieten; haastig schieten zij naar hem, en vrezen niet.meer informatie
Zij sterken zichzelven in een boze zaak; zij houden spraak van strikken te verbergen; zij zeggen: Wie zal ze zien?
Alzo is ook de tong een klein lid, en roemt nochtans grote dingen. Ziet, een klein vuur, hoe groten hoop houts het aansteekt. De tong is ook een vuur, een wereld der ongerechtigheid; alzo is de tong onder onze leden gesteld, welke het gehele lichaam besmet, en ontsteekt het rad onzer geboorte, en wordt ontstoken van de hel. Want alle natuur, beide der wilde dieren en der vogelen, beide der kruipende en der zeedieren, wordt getemd en is getemd geweest van de menselijke natuur.meer informatie
Maar de tong kan geen mens temmen; zij is een onbedwingelijk kwaad, vol van dodelijk venijn. Door haar loven wij God en den Vader, en door haar vervloeken wij de mensen, die naar de gelijkenis van God gemaakt zijn. Uit denzelfden mond komt voort zegening en vervloeking. Dit moet, mijn broeders, alzo niet geschieden.
Broeders, spreekt niet kwalijk van elkander. Die van zijn broeder kwalijk spreekt en zijn broeder oordeelt, die spreekt kwalijk van de wet, en oordeelt de wet. Indien gij nu de wet oordeelt, zo zijt gij geen dader der wet, maar een rechter.
Of weet gij niet, dat de onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet zullen beerven? Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beerven.
Hun keel is een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hun lippen.
Daarom legt af de leugen, en spreekt de waarheid, een iegelijk met zijn naaste; want wij zijn elkanders leden.
Geen vuile rede ga uit uw mond, maar zo er enige goede rede is tot nuttige stichting, opdat zij genade geve dien, die dezelve horen. En bedroeft den Heiligen Geest Gods niet, door Welken gij verzegeld zijt tot den dag der verlossing. Alle bitterheid, en toornigheid, en gramschap, en geroep, en lastering zij van u geweerd, met alle boosheid;
Noch oneerbaarheid, noch zot geklap, of gekkernij, welke niet betamen; maar veelmeer dankzegging.
Deze zes haat de HEERE; ja, zeven zijn Zijn ziel een gruwel: Hoge ogen, een valse tong, en handen, die onschuldig bloed vergieten; Een hart, dat ondeugdzame gedachten smeedt; voeten, die zich haasten, om tot kwaad te lopen;meer informatie
Een vals getuige, die leugenen blaast; en die tussen broederen krakelen inwerpt.
De vreze des HEEREN is, te haten het kwade, de hovaardigheid, en den hoogmoed, en den kwaden weg; Ik haat ook den mond der verkeerdheden.
De mond des rechtvaardigen is een springader des levens; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.
Door den zegen der oprechten wordt een stad verheven; maar door den mond der goddelozen wordt zij verbroken.
Der rechtvaardigen gedachten zijn recht; der goddelozen raadslagen zijn bedrog.
Die zijn mond bewaart, behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring, die zijn lippen wijd opendoet.
Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger.
Een zacht antwoord keert de grimmigheid af; maar een smartend woord doet den toorn oprijzen.
De boosdoener merkt op de ongerechtige lip; een leugenaar neigt het oor tot de verkeerde tong.
De woorden des oorblazers zijn als dergenen, die geslagen zijn, en die dalen in het binnenste des buiks.
De arme, in zijn oprechtheid wandelende, is beter dan de verkeerde van lippen, en die een zot is.
De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong.
Als er geen hout is, gaat het vuur uit; en als er geen oorblazer is, wordt het gekijf gestild. De dove kool is om de vurige kool, en het hout om het vuur; alzo is een kijfachtig man, om twist te ontsteken. De woorden des oorblazers zijn als dergenen, die geslagen zijn, en die dalen in het binnenste des buiks.meer informatie
Brandende lippen, en een boos hart, zijn als een potscherf met schuim van zilver overtogen.
Mijn vijanden spreken kwaad van mij, zeggende: Wanneer zal hij sterven, en zijn naam vergaan? En zo iemand van hen komt, om mij te zien, hij spreekt valsheid; zijn hart vergadert zich onrecht; gaat hij uit naar buiten, hij spreekt er van. Al mijn haters mompelen te zamen tegen mij; ze bedenken tegen mij, hetgeen mij kwaad is, zeggende:meer informatie
Een Belialsstuk kleeft hem aan; en hij, die nederligt, zal niet weder opstaan. Zelfs de man mijns vredes, op welken ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft de verzenen tegen mij grotelijks verheven.
Uw tong denkt enkel schade als een geslepen scheermes, werkende bedrog. Gij hebt het kwade liever dan het goede, de leugen, dan gerechtigheid te spreken. Sela. Gij hebt lief alle woorden van verslinding, en een tong des bedrogs.
Om de zonde huns monds, om het woord hunner lippen; en laat hen gevangen worden in hun hoogmoed; en om den vloek, en om de leugen, die zij vertellen.
Die in de poort zitten, klappen van mij; en ik ben een snarenspel dergenen, die sterken drank drinken.
Mijn vijanden smaden mij al den dag; die tegen mij razen, zweren bij mij.
Want zij verbitterden zijn geest, zodat hij wat onbedachtelijk voortbracht met zijn lippen.
Als zelfs de vorsten zittende tegen mij gesproken hebben, heeft Uw knecht Uw inzettingen betracht.
Een lied op Hammaaloth. Ik heb tot den HEERE geroepen in mijn benauwdheid, en Hij heeft mij verhoord. O HEERE! red mijn ziel van de valse lippen, van de bedriegelijke tong. Wat zal U de bedriegelijke tong geven, of wat zal zij U toevoegen?meer informatie
Scherpe pijlen eens machtigen, mitsgaders gloeiende jeneverkolen. O, wee mij, dat ik een vreemdeling ben in Mesech, dat ik in de tenten Kedars wone. Mijn ziel heeft lang gewoond bij degenen, die den vrede haten. Ik ben vreedzaam; maar als ik spreek, zijn zij aan den oorlog.
Zij scherpen hun tong, als een slang; heet addervergift is onder hun lippen. Sela.