21 Bijbelvers over Mededogen Van Christus
Meest relevante verzen
Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen. Want Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht.
Waarom Hij in alles den broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn, in de dingen, die bij God te doen waren, om de zonden des volks te verzoenen.
En de Heere, haar ziende, werd innerlijk met ontferming over haar bewogen, en zeide tot haar: Ween niet.
En Jezus, Zijn discipelen tot Zich geroepen hebbende, zeide: Ik word innerlijk met ontferming bewogen over de schare, omdat zij nu drie dagen bij Mij gebleven zijn, en hebben niet wat zij eten zouden; en Ik wil hen niet nuchteren van Mij laten, opdat zij op den weg niet bezwijken.
Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder; Hij zal de lammeren in Zijn armen vergaderen, en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden.
Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen; met waarheid zal Hij het recht voortbrengen.
In al hun benauwdheid was Hij benauwd, en de Engel Zijns aangezichts heeft hen behouden; door Zijn liefde en door Zijn genade heeft Hij hen verlost; en Hij nam hen op, en Hij droeg hen al de dagen van ouds.
En Jezus, de hand uitstrekkende, heeft hem aangeraakt, zeggende: Ik wil, word gereinigd! En terstond werd hij van zijn melaatsheid gereinigd.
En als het laat geworden was, hebben zij velen, van den duivel bezeten, tot Hem gebracht, en Hij wierp de boze geesten uit met den woorde, en Hij genas allen, die kwalijk gesteld waren; Opdat vervuld zou worden, dat gesproken was door Jesaja, den profeet, zeggende: Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze ziekten gedragen.
En Hij, de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen, die geen herder hebben.
En Jezus uitgaande, zag een grote schare, en werd innerlijk met ontferming over hen bewogen, en genas hun kranken.
Want de Zoon des mensen is gekomen om zalig te maken, dat verloren was. Wat dunkt u, indien enig mens honderd schapen had, en een uit dezelve afgedwaald ware, zal hij niet de negen en negentig laten, en op de bergen heengaande, het afgedwaalde zoeken? En indien het geschiedt, dat hij hetzelve vindt, voorwaar zeg Ik u, dat hij zich meer verblijdt over hetzelve, dan over de negen en negentig, die niet afgedwaald zijn geweest.
En Jezus, innerlijk bewogen zijnde met barmhartigheid, raakte hun ogen aan; en terstond werden hun ogen ziende, en zij volgden Hem.
Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugels; en gijlieden hebt niet gewild.
En Jezus, uitgaande, zag een grote schare, en werd innerlijk met ontferming bewogen over hen; want zij waren als schapen, die geen herder hebben; en Hij begon hun vele dingen te leren.
Ik word innerlijk met ontferming bewogen over de schare; want zij zijn nu drie dagen bij Mij gebleven, en hebben niet, wat zij eten zouden. En indien Ik hen nuchteren naar hun huis laat gaan, zo zullen zij op den weg bezwijken; want sommigen van hen komen van verre.
En als Hij nabij kwam, en de stad zag, weende Hij over haar, Zeggende: Och, of gij ook bekendet, ook nog in dezen uw dag, hetgeen tot uw vrede dient! Maar nu is het verborgen voor uw ogen.
En zeide: Waar hebt gij hem gelegd? Zij zeiden tot Hem: Heere, kom en zie het. Jezus weende. De Joden dan zeiden: Ziet, hoe lief Hij hem had!meer informatie
En sommigen uit hen zeiden: Kon Hij, Die de ogen des blinden geopend heeft, niet maken, dat ook deze niet gestorven ware? Jezus dan wederom in Zichzelven zeer bewogen zijnde, kwam tot het graf; en het was een spelonk, en een steen was daarop gelegd.
Jezus antwoordde: Ik heb u gezegd, dat Ik het ben. Indien gij dan Mij zoekt, zo laat dezen heengaan. Opdat het woord vervuld zou worden, dat Hij gezegd had: Uit degenen, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik niemand verloren.
Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden.
Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde.