28 Bijbelvers over Meditatie

Meest relevante verzen

Psalmen 1:1-3

Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in de raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters; Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht. Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.

Psalmen 104:34

Mijn overdenking van Hem zal zoet zijn; ik zal mij in den HEERE verblijden.

2 Timotheüs 2:7

Merk, hetgeen ik zeg; doch de Heere geve u verstand in alle dingen.

Psalmen 63:6

Als ik Uwer gedenk op mijn legerstede, zo peins ik aan U in de nachtwaken.

Psalmen 119:15-16

Ik zal Uw bevelen overdenken, en op Uw paden letten. Ik zal mijzelven vermaken in Uw inzettingen; Uw woord zal ik niet vergeten.

Jozua 1:8

Dat het boek dezer wet niet wijke van uw mond, maar overleg het dag en nacht, opdat gij waarneemt te doen naar alles, wat daarin geschreven is; want alsdan zult gij uw wegen voorspoedig maken, en alsdan zult gij verstandelijk handelen.

Psalmen 77:12

En zal al Uw werken betrachten, en van Uw daden spreken.

Psalmen 145:5

He. Ik zal uitspreken de heerlijkheid der eer Uwer majesteit, en Uw wonderlijke daden.

Psalmen 8:1-9

Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Gitthith. (1a) O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! Gij, die Uw majesteit gesteld hebt boven de hemelen. Uit de mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, om Uwer tegenpartijen wil, om den vijand en wraakgierige te doen ophouden. Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt;meer informatie
Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt? En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen, en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond? Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen; Gij hebt alles onder zijn voeten gezet; Schapen en ossen, alle die; ook mede de dieren des velds. Het gevogelte des hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden der zeeen doorwandelt. [ (Psalms 8:10) O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! ]

Psalmen 104:1-34

Loof den HEERE, mijn ziel! O HEERE, mijn God! Gij zijt zeer groot, Gij zijt bekleed met majesteit en heerlijkheid. Hij bedekt Zich met het licht, als met een kleed; Hij rekt den hemel uit als een gordijn. Die Zijn opperzalen zoldert in de wateren, Die van de wolken Zijn wagen maakt, Die op de vleugelen des winds wandelt.meer informatie
Hij maakt Zijn engelen geesten, Zijn dienaars tot een vlammend vuur. Hij heeft de aarde gegrond op haar grondvesten; zij zal nimmermeer noch eeuwiglijk wankelen. Gij hadt ze met den afgrond als een kleed overdekt; de wateren stonden boven de bergen. Van Uw schelden vloden zij, zij haastten zich weg voor de stem Uws donders. De bergen rezen op, de dalen daalden, ter plaatse, die Gij voor hen gegrond hadt. Gij hebt een paal gesteld, dien zij niet overgaan zullen; zij zullen de aarde niet weder bedekken. Die de fonteinen uitzendt door de dalen, dat zij tussen de gebergten henen wandelen. Zij drenken al het gedierte des velds; de woudezels breken er hun dorst mede. Bij dezelve woont het gevogelte des hemels, een stem gevende van tussen de takken. Hij drenkt de bergen uit Zijn opperzalen; de aarde wordt verzadigd van de vrucht Uwer werken. Hij doet het gras uitspruiten voor de beesten, en het kruid tot dienst des mensen, doende het brood uit de aarde voortkomen. En den wijn, die het hart des mensen verheugt, doende het aangezicht blinken van olie; en het brood, dat het hart des mensen sterkt. De bomen des HEEREN worden verzadigd, de cederbomen van Libanon, die Hij geplant heeft; Alwaar de vogeltjes nestelen; des ooievaars huis zijn de dennebomen. De hoge bergen zijn voor de steenbokken; de steenrotsen zijn een vertrek voor de konijnen. Hij heeft de maan gemaakt tot de gezette tijden, de zon weet haar ondergang. Gij beschikt de duisternis, en het wordt nacht, in denwelken al het gedierte des wouds uittreedt: De jonge leeuwen, briesende om een roof, en om hun spijs van God te zoeken. De zon opgaande, maken zij zich weg, en liggen neder in hun holen. De mens gaat dan uit tot zijn werk, en naar zijn arbeid tot den avond toe. Hoe groot zijn Uw werken, o HEERE! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; het aardrijk is vol van Uw goederen. Deze zee, die groot en wijd van ruimte is, daarin is het wriemelende gedierte, en dat zonder getal, kleine gedierten met grote. Daar wandelen de schepen, en de Leviathan, dien Gij geformeerd hebt, om daarin te spelen. Zij allen wachten op U, dat Gij hun hun spijze geeft te zijner tijd. Geeft Gij ze hun, zij vergaderen ze; doet Gij Uw hand open, zij worden met goed verzadigd. Verbergt Gij Uw aangezicht, zij worden verschrikt; neemt Gij hun adem weg, zij sterven, en zij keren weder tot hun stof. Zendt Gij Uw Geest uit, zo worden zij geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat des aardrijks. De heerlijkheid des HEEREN zij tot in der eeuwigheid; de HEERE verblijde Zich in Zijn werken. Als Hij de aarde aanschouwt, zo beeft zij; als Hij de bergen aanroert, zo roken zij. Ik zal den HEERE zingen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben. Mijn overdenking van Hem zal zoet zijn; ik zal mij in den HEERE verblijden.

Mattheüs 6:26-30

Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien, noch maaien, noch verzamelen in de schuren; en uw hemelse Vader voedt nochtans dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel te boven? Wie toch van u kan, met bezorgd te zijn, een el tot zijn lengte toedoen? En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de lelien des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet;meer informatie
En Ik zeg u, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed geweest, gelijk een van deze. Indien nu God het gras des velds, dat heden is, en morgen in den oven geworpen wordt, alzo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, gij kleingelovigen?

Lukas 12:24-27

Aanmerkt de raven, dat zij niet zaaien, noch maaien, welke geen spijskamer noch schuur hebben, en God voedt dezelve; hoeveel gaat gij de vogelen te boven? Wie toch van u kan, met bezorgd te zijn, een el tot zijn lengte toedoen? Indien gij dan ook het minste niet kunt, wat zijt gij voor de andere dingen bezorgd?meer informatie
Aanmerkt de lelien, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet; en Ik zeg u: ook Salomo in al zijn heerlijkheid is niet bekleed geweest als een van deze.

Psalmen 119:148

Mijn ogen komen de nacht waken voor, om Uw rede te betrachten.

Psalmen 39:3

Mijn hart werd heet in mijn binnenste, een vuur ontbrandde in mijn overdenking; toen sprak ik met mijn tong:

Psalmen 119:78-148

Laat de hovaardigen beschaamd worden, omdat zij mij met leugen nedergestoten hebben; doch ik betracht Uw geboden. Laat hen tot mij keren, die U vrezen, en die Uw getuigenissen kennen. Laat mijn hart oprecht zijn tot Uw inzettingen, opdat ik niet beschaamd worde.meer informatie
Caph. Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil; op Uw woord heb ik gehoopt. Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw toezegging, terwijl ik zeide: Wanneer zult Gij mij vertroosten? Want ik ben geworden als een lederen zak in den rook; doch Uw inzettingen heb ik niet vergeten. Hoe vele zullen de dagen Uws knechts zijn? Wanneer zult Gij recht doen over mijn vervolgers? De hovaardigen hebben mij putten gegraven, hetwelk niet is naar Uw wet. Al Uw geboden zijn waarheid; zij vervolgen mij met leugen, help mij. Zij hebben mij bijna vernietigd op de aarde, maar ik heb Uw bevelen niet verlaten. Maak mij levend naar Uw goedertierenheid, dan zal ik de getuigenis Uws monds onderhouden. Lamed. O HEERE! Uw woord bestaat in der eeuwigheid in de hemelen. Uw goedertierenheid is van geslacht tot geslacht; Gij hebt de aarde vastgemaakt, en zij blijft staan; Naar Uw verordeningen blijven zij nog heden staan, want zij allen zijn Uw knechten. Indien Uw wet niet ware geweest al mijn vermaking, ik ware in mijn druk al lang vergaan. Ik zal Uw bevelen in der eeuwigheid niet vergeten, want door dezelve hebt Gij mij levend gemaakt. Ik ben Uw, behoud mij, want ik heb Uw bevelen gezocht. De goddelozen hebben op mij gewacht, om mij te doen vergaan; ik neem acht op Uw getuigenissen. In alle volmaaktheid heb ik een einde gezien; maar Uw gebod is zeer wijd. Mem. Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag. Zij maakt mij door Uw geboden wijzer, dan mijn vijanden zijn, want zij is in eeuwigheid bij mij. Ik ben verstandiger dan al mijn leraars, omdat Uw getuigenissen mijn betrachting zijn. Ik ben voorzichtiger dan de ouden, omdat ik Uw bevelen bewaard heb. Ik heb mijn voeten geweerd van alle kwade paden, opdat ik Uw woord zou onderhouden. Ik ben niet geweken van Uw rechten, want Gij hebt mij geleerd. Hoe zoet zijn Uw redenen mijn gehemelte geweest, meer dan honig mijn mond! Uit Uw bevelen krijg ik verstand, daarom haat ik alle leugenpaden. Nun. Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad. Ik heb gezworen, en zal het bevestigen, dat ik onderhouden zal de rechten Uwer gerechtigheid. Ik ben gans zeer verdrukt, HEERE! maak mij levend naar Uw woord. Laat U toch, o HEERE! welgevallen de vrijwillige offeranden mijns monds, en leer mij Uw rechten. Mijn ziel is geduriglijk in mijn hand; nochtans vergeet ik Uw wet niet. De goddelozen hebben mij een strik gelegd; nochtans ben ik niet afgedwaald van Uw bevelen. Ik heb Uw getuigenissen genomen tot een eeuwige erve, want zij zijn mijns harten vrolijkheid. Ik heb mijn hart geneigd, om Uw inzettingen eeuwiglijk te doen, ten einde toe. Samech. Ik haat de kwade ranken, maar heb Uw wet lief. Gij zijt mijn Schuilplaats en mijn Schild; op Uw Woord heb ik gehoopt. Wijkt van mij, gij boosdoeners! dat ik de geboden mijns Gods moge bewaren. Ondersteun mij naar Uw toezegging, opdat ik leve; en laat mij niet beschaamd worden over mijn hope. Ondersteun mij, zo zal ik behouden zijn; dan zal ik mij steeds in Uw inzettingen vermaken. Gij vertreedt al degenen, die van Uw inzettingen afdwalen, want hun bedrog is leugen. Gij doet alle goddelozen der aarde weg als schuim, daarom heb ik Uw getuigenissen lief. Het haar mijns vleses is te berge gerezen van verschrikking voor U, en ik heb gevreesd voor Uw oordelen. Ain. Ik heb recht en gerechtigheid gedaan; geef mij niet over aan mijn onderdrukkers. Wees borg voor Uw knecht ten goede; laat de hovaardigen mij niet onderdrukken. Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw heil, en naar de toezegging Uwer rechtvaardigheid. Doe bij Uw knecht naar Uw goedertierenheid, en leer mij Uw inzettingen. Ik ben Uw knecht, maak mij verstandig, en ik zal Uw getuigenissen kennen. Het is tijd voor den HEERE, dat Hij werke, want zij hebben Uw wet verbroken. Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan het fijnste goud. Daarom heb ik alle Uw bevelen, van alles, voor recht gehouden; maar alle valse pad heb ik gehaat. Pe. Uw getuigenissen zijn wonderbaar, daarom bewaart ze mijn ziel. De opening Uwer woorden geeft licht, de slechten verstandig makende. Ik heb mijn mond wijd opengedaan, en gehijgd, want ik heb verlangd naar Uw geboden. Zie mij aan, wees mij genadig, naar het recht aan degenen, die Uw Naam beminnen. Maak mijn voetstappen vast in Uw Woord, en laat geen ongerechtigheid over mij heersen. Verlos mij van des mensen overlast, en ik zal Uw bevelen onderhouden. Doe Uw aangezicht lichten over Uw knecht, en leer mij Uw inzettingen. Waterbeken vlieten af uit mijn ogen, omdat zij Uw wet niet onderhouden. Tsade. HEERE! Gij zijt rechtvaardig, en elkeen Uwer oordelen is recht. Gij hebt de gerechtigheid Uwer getuigenissen, en de waarheid hogelijk geboden. Mijn ijver heeft mij doen vergaan, omdat mijn wederpartijders Uw woorden vergeten hebben. Uw woord is zeer gelouterd, en Uw knecht heeft het lief. Ik ben klein en veracht, doch Uw bevelen vergeet ik niet. Uw gerechtigheid is gerechtigheid in eeuwigheid, en Uw wet is de waarheid. Benauwdheid en angst hebben mij getroffen, doch Uw geboden zijn mijn vermakingen. De gerechtigheid Uwer getuigenissen is in der eeuwigheid; doe ze mij verstaan, zo zal ik leven. Koph. Ik heb van ganser harte geroepen: verhoor mij, o HEERE! ik zal Uw inzettingen bewaren. Ik heb U aangeroepen, verlos mij, en ik zal Uw getuigenissen onderhouden. Ik ben de morgen schemering voorgekomen, en heb geschrei gemaakt; op Uw woord heb ik gehoopt. Mijn ogen komen de nacht waken voor, om Uw rede te betrachten.

Lukas 2:19

Doch Maria bewaarde deze woorden alle te zamen, overleggende die in haar hart.

Handelingen 8:27-35

En hij stond op en ging heen; en ziet, een Moorman, een kamerling, en een machtig heer van Candace, de koningin der Moren, die over al haar schat was, welke was gekomen om aan te bidden te Jeruzalem; En hij keerde wederom, en zat op zijn wagen, en las den profeet Jesaja. En de Geest zeide tot Filippus: Ga toe, en voeg u bij dezen wagen.meer informatie
En Filippus liep toe, en hoorde hem den profeet Jesaja lezen, en zeide: Verstaat gij ook, hetgeen gij leest? En hij zeide: Hoe zou ik toch kunnen, zo mij niet iemand onderricht? En hij bad Filippus, dat hij zou opkomen, en bij hem zitten. En de plaats der Schriftuur, die hij las, was deze: Hij is gelijk een schaap ter slachting geleid; en gelijk een lam stemmeloos is voor dien, die het scheert, alzo doet Hij Zijn mond niet open. In Zijn vernedering is Zijn oordeel weggenomen; en wie zal Zijn geslacht verhalen? Want Zijn leven wordt van de aarde weggenomen. En de kamerling antwoordde Filippus en zeide: Ik bid u, van Wien zegt de profeet dit, van zichzelven, of van iemand anders? En Filippus deed zijn mond open en beginnende van diezelfde Schrift, verkondigde hem Jezus.

Psalmen 119:55

HEERE! des nachts ben ik Uws Naams gedachtig geweest, en heb Uw wet bewaard.

Knowing Jesus Everyday

Never miss a post

Public domain