15 Bijbelverzen over Schepping Weerspiegelt De Aard Van God

Meest relevante verzen

Job 12:7-10

En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven. Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen. Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet?meer informatie
In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen.

Jeremia 32:17

Ach, Heere HEERE! Zie, Gij hebt de hemelen en de aarde gemaakt, door Uw grote kracht en door Uw uitgestrekten arm; geen ding is U te wonderlijk.

Job 38:4-39

Waar waart gij, toen Ik de aarde grondde? Geef het te kennen, indien gij kloek van verstand zijt. Wie heeft haar maten gezet, want gij weet het; of wie heeft over haar een richtsnoer getrokken? Waarop zijn haar grondvesten nedergezonken, of wie heeft haar hoeksteen gelegd?meer informatie
Toen de morgensterren te zamen vrolijk zongen, en al de kinderen Gods juichten. Of wie heeft de zee met deuren toegesloten, toen zij uitbrak, en uit de baarmoeder voortkwam? Toen Ik de wolk tot haar kleding stelde, en de donkerheid tot haar windeldoek; Toen Ik voor haar met Mijn besluit de aarde doorbrak, en zette grendel en deuren; En zeide: Tot hiertoe zult gij komen, en niet verder, en hier zal hij zich stellen tegen den hoogmoed uwer golven. Hebt gij van uw dagen den morgenstond geboden? Hebt gij den dageraad zijn plaats aangewezen; Opdat hij de einden der aarde vatten zou; en de goddelozen uit haar uitgeschud zouden worden? Dat zij veranderd zou worden gelijk zegelleem, en zij gesteld worden als een kleed? En dat van de goddelozen hun licht geweerd worde, en de hoge arm worde gebroken? Zijt gij gekomen tot aan de oorsprongen der zee, en hebt gij in het onderste des afgronds gewandeld? Zijn u de poorten des doods ontdekt, en hebt gij gezien de poorten van de schaduw des doods? Zijt gij met uw verstand gekomen tot aan de breedte der aarde? Geef het te kennen, indien gij dit alles weet. Waar is de weg, daar het licht woont? En de duisternis, waar is haar plaats? Dat gij dat brengen zoudt tot zijn pale, en dat gij merken zoudt de paden zijns huizes? Gij weet het, want gij waart toen geboren, en uw dagen zijn veel in getal. Zijt gij gekomen tot de schatkameren der sneeuw, en hebt gij de schatkameren des hagels gezien? Dien Ik ophoude tot den tijd der benauwdheid, tot den dag des strijds en des oorlogs! Waar is de weg, daar het licht verdeeld wordt, en de oostenwind zich verstrooit op de aarde? Wie deelt voor den stortregen een waterloop uit, en een weg voor het weerlicht der donderen? Om te regenen op het land, waar niemand is, op de woestijn, waarin geen mens is; Om het woeste en het verwoeste te verzadigen, en om het uitspruitsel der grasscheutjes te doen wassen. Heeft de regen een vader, of wie baart de druppelen des dauws? Uit wiens buik komt het ijs voort, en wie baart den rijm des hemels? Als met een steen verbergen zich de wateren, en het vlakke des afgrond wordt omvat. Kunt gij de liefelijkheden van het Zevengesternte binden, of de strengen des Orions losmaken? Kunt gij de Mazzaroth voortbrengen op haar tijd, en den Wagen met zijn kinderen leiden? Weet gij de verordeningen des hemels, of kunt gij deszelfs heerschappij op de aarde bestellen? Kunt gij uw stem tot de wolken opheffen, opdat een overvloed van water u bedekke? Kunt gij de bliksemen uitlaten, dat zij henenvaren, en tot u zeggen: Zie, hier zijn wij? Wie heeft de wijsheid in het binnenste gezet? Of wie heeft den zin het verstand gegeven? Wie kan de wolken met wijsheid tellen, en wie kan de flessen des hemels nederleggen? Als het stof doorgoten is tot vastigheid, en de kluiten samenkleven?

Jeremia 33:2

Zo zegt de HEERE, Die het doet, de HEERE, Die dat formeert, opdat Hij het bevestige, HEERE is Zijn Naam;

Psalmen 19:1-2

Een psalm van David, voor den opperzangmeester. (1a) De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk. De dag aan den dag stort overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap.

Psalmen 8:1-9

Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Gitthith. (1a) O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! Gij, die Uw majesteit gesteld hebt boven de hemelen. Uit de mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, om Uwer tegenpartijen wil, om den vijand en wraakgierige te doen ophouden. Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt;meer informatie
Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt? En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen, en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond? Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen; Gij hebt alles onder zijn voeten gezet; Schapen en ossen, alle die; ook mede de dieren des velds. Het gevogelte des hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden der zeeen doorwandelt. [ (Psalms 8:10) O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! ]

Jesaja 40:25-28

Bij wien dan zult gijlieden Mij vergelijken, dien Ik gelijk zij? zegt de Heilige. Heft uw ogen op omhoog, en ziet, Wie deze dingen geschapen heeft; Die in getal hun heir voortbrengt; Die ze alle bij name roept, vanwege de grootheid Zijner krachten, en omdat Hij sterk van vermogen is; er wordt er niet een gemist. Waarom zegt gij dan, o Jakob! en spreekt, o Israel! mijn weg is voor den HEERE verborgen, en mijn recht gaat van mijn God voorbij?meer informatie
Weet gij het niet? Hebt gij niet gehoord, dat de eeuwige God, de HEERE, de Schepper van de einden der aarde, noch moede noch mat wordt? Er is geen doorgronding van Zijn verstand.

Psalmen 136:5

Dien, die de hemelen met verstand gemaakt heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Spreuken 8:27-29

Toen Hij de hemelen bereidde, was Ik daar; toen Hij een cirkel over het vlakke des afgronds beschreef; Toen Hij de opperwolken van boven vestigde; toen Hij de fonteinen des afgronds vastmaakte; Toen Hij der zee haar perk zette, opdat de wateren Zijn bevel niet zouden overtreden; toen Hij de grondvesten der aarde stelde;

Psalmen 102:25-27

Gij hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen; Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven; en zij alle zullen als een kleed verouden; Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn. Maar Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet geeindigd worden.

Psalmen 90:1-2

Een gebed van Mozes, den man Gods. HEERE! Gij zijt ons geweest een Toevlucht van geslacht tot geslacht. Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.

Hebreeën 1:11

Dezelve zullen vergaan, maar Gij blijft altijd, en zij zullen alle als een kleed verouden;

Never miss a post

Public domain