8 Bijbelvers over Tanden Breken
Meest relevante verzen
Leviticus 24:20
Breuk voor breuk, oog voor oog, tand voor tand; gelijk als hij een gebrek een mens zal aangebracht hebben, zo zal ook hem aangebracht worden.
Exodus 21:27
En indien hij een tand van zijn dienstknecht, of een tand van zijn dienstmaagd uitslaat, zo zal hij hem vrijlaten voor zijn tand.
Psalmen 58:6
O God! verbreek hun tanden in hun mond; breek af de baktanden der jonge leeuwen, o HEERE!
Psalmen 3:7
Sta op, HEERE, verlos mij, mijn God; want Gij hebt al mijn vijanden op het kinnebakken geslagen; de tanden der goddelozen hebt Gij verbroken.
Job 29:17
En ik verbrak de baktanden des verkeerden, en wierp den roof uit zijn tanden.
Job 4:10
De brulling des leeuws, en de stem des fellen leeuws, en de tanden der jonge leeuwen worden verbroken.