17 Bijbelvers over Wetenschap
Meest relevante verzen
Gimel. De werken des HEEREN zijn groot; Daleth. zij worden gezocht van allen, die er lust in hebben.
Een onderrichter der onwijzen, en een leermeester der onwetenden, hebbende de gedaante der kennis en der waarheid in de wet.
Wee u, gij wetgeleerden, want gij hebt den sleutel der kennis weggenomen; gijzelven zijt niet ingegaan, en die ingingen, hebt gij verhinderd.
O Timotheus, bewaar het pand u toebetrouwd, een afkeer hebbende van het ongoddelijk ijdel-roepen, en van de tegenstellingen der valselijk genaamde wetenschap;
Een psalm van David, voor den opperzangmeester. (1a) De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk.
Waar waart gij, toen Ik de aarde grondde? Geef het te kennen, indien gij kloek van verstand zijt. Wie heeft haar maten gezet, want gij weet het; of wie heeft over haar een richtsnoer getrokken? Waarop zijn haar grondvesten nedergezonken, of wie heeft haar hoeksteen gelegd?meer informatie
Toen de morgensterren te zamen vrolijk zongen, en al de kinderen Gods juichten. Of wie heeft de zee met deuren toegesloten, toen zij uitbrak, en uit de baarmoeder voortkwam? Toen Ik de wolk tot haar kleding stelde, en de donkerheid tot haar windeldoek; Toen Ik voor haar met Mijn besluit de aarde doorbrak, en zette grendel en deuren; En zeide: Tot hiertoe zult gij komen, en niet verder, en hier zal hij zich stellen tegen den hoogmoed uwer golven. Hebt gij van uw dagen den morgenstond geboden? Hebt gij den dageraad zijn plaats aangewezen; Opdat hij de einden der aarde vatten zou; en de goddelozen uit haar uitgeschud zouden worden? Dat zij veranderd zou worden gelijk zegelleem, en zij gesteld worden als een kleed? En dat van de goddelozen hun licht geweerd worde, en de hoge arm worde gebroken? Zijt gij gekomen tot aan de oorsprongen der zee, en hebt gij in het onderste des afgronds gewandeld? Zijn u de poorten des doods ontdekt, en hebt gij gezien de poorten van de schaduw des doods? Zijt gij met uw verstand gekomen tot aan de breedte der aarde? Geef het te kennen, indien gij dit alles weet. Waar is de weg, daar het licht woont? En de duisternis, waar is haar plaats? Dat gij dat brengen zoudt tot zijn pale, en dat gij merken zoudt de paden zijns huizes? Gij weet het, want gij waart toen geboren, en uw dagen zijn veel in getal. Zijt gij gekomen tot de schatkameren der sneeuw, en hebt gij de schatkameren des hagels gezien? Dien Ik ophoude tot den tijd der benauwdheid, tot den dag des strijds en des oorlogs! Waar is de weg, daar het licht verdeeld wordt, en de oostenwind zich verstrooit op de aarde? Wie deelt voor den stortregen een waterloop uit, en een weg voor het weerlicht der donderen? Om te regenen op het land, waar niemand is, op de woestijn, waarin geen mens is; Om het woeste en het verwoeste te verzadigen, en om het uitspruitsel der grasscheutjes te doen wassen. Heeft de regen een vader, of wie baart de druppelen des dauws? Uit wiens buik komt het ijs voort, en wie baart den rijm des hemels? Als met een steen verbergen zich de wateren, en het vlakke des afgrond wordt omvat.
Wie heeft de wateren met Zijn vuist gemeten, en van de hemelen met de span de maat genomen, en heeft met een drieling het stof der aarde begrepen, en de bergen gewogen in een waag, en de heuvelen in een weegschaal?
Hij heeft de aarde gegrond op haar grondvesten; zij zal nimmermeer noch eeuwiglijk wankelen.
En Hij is voor alle dingen, en alle dingen bestaan te zamen door Hem;
De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang.
Want Zijn onzienlijke dingen worden, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn.
Zij gaat naar het zuiden, en zij gaat om naar het noorden; de wind gaat steeds omgaande, en de wind keert weder tot zijn omgangen. Al de beken gaan in de zee, nochtans wordt de zee niet vol; naar de plaats, waar de beken heengaan, derwaarts gaande keren zij weder.
En ik begaf mijn hart om met wijsheid te onderzoeken, en na te speuren al wat er geschiedt onder den hemel. Deze moeilijke bezigheid heeft God den kinderen der mensen gegeven, om zich daarin te bekommeren. Ik zag al de werken aan, die onder de zon geschieden; en ziet, het was al ijdelheid en kwelling des geestes. Het kromme kan niet recht gemaakt worden; en hetgeen ontbreekt, kan niet geteld worden.meer informatie
Ik sprak met mijn hart, zeggende: Zie, ik heb wijsheid vergroot en vermeerderd, boven allen, die voor mij te Jeruzalem geweest zijn; en mijn hart heeft veel wijsheid en wetenschap gezien. En ik begaf mijn hart om wijsheid en wetenschap te weten, onzinnigheden en dwaasheid; ik ben gewaar geworden, dat ook dit een kwelling des geestes is.
Hij is het, Die daar zit boven den kloot der aarde, en derzelver inwoners zijn als sprinkhanen; Hij is het, Die de hemelen uitspant als een dunnen doek, en breidt ze uit als een tent, om te bewonen;