5 Bijbelvers over Zwarte Mensen
Meest relevante verzen
Job 30:30
Mijn huid is zwart geworden over mij, en mijn gebeente is ontstoken van dorrigheid.
Hooglied 1:5
Ik ben zwart, doch liefelijk (gij dochteren van Jeruzalem!), gelijk de tenten van Kedar, gelijk de gordijnen van Salomo.
Hooglied 1:6
Ziet mij niet aan, dat ik zwartachtig ben, omdat mij de zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken, zij hebben mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb, heb ik niet gehoed.
Job 30:28
Ik ga zwart daarheen, niet van de zon; opstaande schreeuw ik in de gemeente.
Klaagliederen 4:8
Cheth. Maar nu is hun gedaante verduisterd van zwartigheid, men kent hen niet op de straten; hun huid kleeft aan hun beenderen, zij is verdord, zij is geworden als een hout.