'Betuig' in de Bijbel
En de HEERE zeide tot Mozes: Ga af, betuig dit volk, dat zij niet doorbreken tot den HEERE, om te zien, en velen van hen vallen.
Maar indien het geschiedt, dat gij den HEERE, uw God, ganselijk vergeet, en andere goden navolgt, en hen dient, en u voor dezelve buigt, zo betuig ik heden tegen u, dat gij voorzeker zult vergaan.
O Mijn volk! wat heb Ik u gedaan, en waarmede heb Ik u vermoeid? Betuig tegen Mij.
Jezus antwoordde hem: Indien Ik kwalijk gesproken heb, betuig van het kwade; en indien wel, waarom slaat gij Mij?
Daarom betuig ik ulieden op deze huidigen dag, dat ik rein ben van het bloed van u allen.
Ik sterf alle dagen, hetwelk ik betuig bij onzen roem, dien ik heb in Christus Jezus, onzen Heere.
Want zij zijn naar vermogen (ik betuig het), ja, boven vermogen gewillig geweest;
En ik betuig wederom een iegelijk mens, die zich laat besnijden, dat hij een schuldenaar is de gehele wet te doen.
Ik zeg dan dit, en betuig het in den Heere, dat gij niet meer wandelt, gelijk als de andere heidenen wandelen in de ijdelheid huns gemoeds.
Ik betuig voor God, en den Heere Jezus Christus, en de uitverkoren engelen, dat gij deze dingen onderhoudt, zonder vooroordeel, niets doende naar toegenegenheid.
Breng deze dingen in gedachtenis, en betuig voor den Heere, dat zij geen woordenstrijd voeren, hetwelk tot geen ding nut is, dan tot verkering der toehoorders.
Ik betuig dan voor God en den Heere Jezus Christus, Die de levenden en doden oordelen zal in Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk:
Want ik betuig aan een iegelijk, die de woorden der profetie dezes boeks hoort: Indien iemand tot deze dingen toedoet, God zal hem toedoen de plagen, die in dit boek geschreven zijn.