'Cyprus' in de Bijbel
Mijn Liefste is mij een tros van Cyprus, in de wijngaarden van En-gedi.
Uw scheuten zijn een paradijs van granaatappelen, met edele vruchten, cyprus met nardus;
En Joses, van de apostelen toegenaamd Barnabas (hetwelk is, overgezet zijnde, een zoon der vertroosting), een Leviet, van geboorte uit Cyprus,
Degenen nu, die verstrooid waren door de verdrukking, die over Stefanus geschied was, gingen het land door tot Fenicie toe, en Cyprus, en Antiochie, tot niemand het Woord sprekende, dan alleen tot de Joden.
Dezen dan, uitgezonden zijnde van den Heiligen Geest, kwamen af tot Seleucie, en van daar scheepten zij af naar Cyprus.
Er ontstond dan een verbittering, alzo dat zij van elkander gescheiden zijn, en dat Barnabas Markus medenam, en naar Cyprus afscheepte;
En als wij Cyprus in het gezicht gekregen, en dat aan de linker hand gelaten hadden, voeren wij naar Syrie, en kwamen aan te Tyrus; want het schip zoude aldaar den last ontladen.
En met ons gingen ook sommigen der discipelen van Cesarea, leidende met zich een zekeren Mnason, van Cyprus, een ouden discipel, bij dewelken wij zouden te huis liggen.
En van daar afgevaren zijnde, voeren wij onder Cyprus heen, omdat de winden ons tegen waren.