'Gersom' in de Bijbel

Die baarde een zoon; en hij noemde zijn naam Gersom; want hij zeide: Ik ben een vreemdeling geworden in een vreemd land.

Met haar twee zonen, welker enes naam was Gersom (want hij zeide: Ik ben een vreemdeling geweest in een vreemd land);

En de kinderen van Dan richtten voor zich dat gesneden beeld op; en Jonathan, de zoon van Gersom, den zoon van Manasse, hij en zijn zonen waren priesters voor den stam der Danieten, tot den dag toe, dat het land gevankelijk is weggevoerd.

Van de kinderen van Gersom was Joel overste, en van zijn broederen waren honderd en dertig.

De kinderen van Mozes waren Gersom en Eliezer.

Van de kinderen van Gersom was Sebuel het hoofd.

En Sebuel, de zoon van Gersom, den zoon van Mozes, was overste over de schatten.

Van de kinderen van Pinehas, Gersom; van de kinderen van Ithamar, Daniel; van de kinderen van David, Hattus.