'Getier' in de Bijbel
Hij belacht het gewoel der stad; het menigerlei getier des drijvers hoort hij niet.
Merk op mij, en verhoor mij; ik bedrijf misbaar in mijn klacht, en maak getier;
Des avonds, en des morgens, en des middags zal ik klagen en getier maken; en Hij zal mijn stem horen.
Vergeet niet het geroep Uwer wederpartijders; het getier dergenen, die tegen U opstaan, klimt geduriglijk op.
Want zie, Uw vijanden maken getier, en Uw haters steken het hoofd op.
De HEERE zal uittrekken als een held; Hij zal den ijver opwekken als een krijgsman; Hij zal juichen, ja, Hij zal een groot getier maken; Hij zal Zijn vijanden overweldigen.
O mijn ingewand, mijn ingewand! ik heb barenswee, o wanden mijns harten! mijn hart maakt getier in mij, ik kan niet zwijgen; want gij, mijn ziel! hoort het geluid der bazuin en het krijgsgeschrei.
Daarom zal Mijn hart over Moab getier maken als de fluiten; ook zal Mijn hart over de lieden van Kir-heres getier maken als de fluiten, omdat het overschot, dat hij gemaakt had, verloren is.
Doe het getier uwer liederen van Mij weg; ook mag Ik uw luiten spel niet horen.