'Groeten' in de Bijbel
En begonnen Hem te groeten, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden!
Groet elkander met een heiligen kus. De Gemeenten van Christus groeten ulieden.
U groeten, Timotheus, mijn medearbeider, en Lucius, en Jason, en Socipater, mijn bloedverwanten.
U groeten de Gemeenten van Azie. U groeten zeer in den Heere Aquila en Priscilla, met de Gemeente, die te hunnen huize is.
U groeten al de broeders. Groet elkander met een heiligen kus.
Groet elkander met een heiligen kus. U groeten al de heiligen.
Groet alle heiligen in Christus Jezus; U groeten de broeders, die met mij zijn.
Al de heiligen groeten u, en meest die van het huis des keizers zijn.
Die met mij zijn, groeten u allen. Groet ze, die ons liefhebben in het geloof. De genade zij met u allen. Amen.
Groet al uw voorgangeren, en al de heiligen. U groeten die van Italie zijn.
U groeten de kinderen van uw zuster, de uitverkorene. Amen.
Maar ik hoop u haast te zien, en wij zullen mond tot mond spreken. [ (III John 1:15) Vrede zij u. De vrienden groeten u. Groet de vrienden met name. ]