'Hadden' in de Bijbel
Want Hij had er velen genezen, alzo dat Hem al degenen, die enige kwalen hadden, overvielen, opdat zij Hem mochten aanraken.
En die het gezien hadden, vertelden hun, wat den bezetene geschied was, en ook van de zwijnen.
En de apostelen kwamen weder tot Jezus, en boodschapten Hem alles, beide wat zij gedaan hadden, en wat zij geleerd hadden.
En Hij zeide tot hen: Komt gijlieden in een woeste plaats hier alleen, en rust een weinig; want er waren velen, die kwamen en die gingen, en zij hadden zelfs geen gelegen tijd om te eten.
En Hij zeide tot hen: Hoeveel broden hebt gij? Gaat heen en beziet het. En toen zij het vernomen hadden, zeiden zij: Vijf, en twee vissen.
En die daar de broden gegeten hadden, waren omtrent vijf duizend mannen.
Want zij hadden niet gelet op het wonder der broden; want hun hart was verhard.
In dezelfde dagen, als er een geheel grote schare was, en zij niets hadden wat zij eten zouden, riep Jezus Zijn discipelen tot Zich, en zeide tot hen:
En zij hadden weinige visjes; en als Hij gezegend had, zeide Hij, dat zij ook die zouden voorleggen.
Die nu gegeten hadden, waren omtrent vier duizend; en Hij liet hen gaan.
En Zijn discipelen hadden vergeten brood mede te nemen, en hadden niet dan een brood met zich in het schip.
En als zij van den berg afkwamen, gebood Hij hun, dat zij niemand verhalen zouden, hetgeen zij gezien hadden, dan wanneer de Zoon des mensen uit de doden zou opgestaan zijn.
En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg.
(Want hij wist, dat de overpriesters Hem door nijd overgeleverd hadden.)
En als zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den purperen mantel af, en deden Hem Zijn eigen klederen aan, en leidden Hem uit, om Hem te kruisigen.
En als zij Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, werpende het lot over dezelve, wat een iegelijk wegnemen zou.
Welke ook, toen Hij in Galilea was, Hem waren gevolgd, en Hem gediend hadden; en vele andere vrouwen, die met Hem naar Jeruzalem opgekomen waren.
En als de sabbat voorbijgegaan was, hadden Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus, en Salome specerijen gekocht, opdat zij kwamen en Hem zalfden.
Maar hij zeide tot haar: Zijt niet verbaasd; gij zoekt Jezus den Nazarener, Die gekruist was; Hij is opgestaan; Hij is hier niet; ziet de plaats, waar zij Hem gelegd hadden.
Daarna is Hij geopenbaard aan de elven, daar zij aanzaten, en verweet hun hun ongelovigheid en hardigheid des harten, omdat zij niet geloofd hadden degenen, die Hem gezien hadden, nadat Hij opgestaan was.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (22)
- Exodus (15)
- Leviticus (1)
- Numberi (13)
- Deuteronomium (6)
- Jozua (25)
- Richteren (29)
- 1 Samuël (20)
- 2 Samuël (10)
- 1 Koningen (20)
- 2 Koningen (33)
- 1 Kronieken (17)
- 2 Kronieken (40)
- Ezra (10)
- Nehemia (13)
- Esther (4)
- Job (7)
- Psalmen (21)
- Prediker (3)
- Jesaja (4)
- Jeremia (17)
- Klaagliederen (1)
- Ezechiël (22)
- Daniël (2)
- Jona (1)
- Zacharia (3)