'Morgen' in de Bijbel
En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag.
En God noemde het uitspansel hemel. En het was avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag.
Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de derde dag.
Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de vierde dag.
Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de vijfde dag.
En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de zesde dag.
Zo zal mijn gerechtigheid op den dag van morgen met mij getuigen, als gij komen zult over mijn loon, voor uw aangezicht; al wat niet gespikkeld en geplekt is onder de geiten en bruin onder de lammeren, dat zij bij mij gestolen.